Afbeelding
Foto: Job Schepers

Puber(t)aal

Zie je ik hou van je

De lesdagen van een docent Nederlands zijn behoorlijk gevarieerd. Echt niet ieder uur weer die persoonsvorm en leesvaardigheid.


In de derde klas zijn we bezig met een opdracht waarin allerlei vaardigheden aan bod komen: kijken en luisteren, samenvatten, bronnen zoeken, woordenschat, schrijven én presenteren. En dat allemaal over een onderwerp naar keuze. De onderwerpen variëren van waarom de één sneller verslaafd raakt dan de ander tot hoe je onderhandelt met peuters en criminelen en van het printen van een brein op een computerchip tot waarom jongeren steeds conservatiever zijn.


In klas vier staat deze periode literatuurgeschiedenis op het programma. We gaan van de middeleeuwen met de Ridderromans en dierverhalen door naar de toneelcultuur in de 16e en 17e eeuw, gevolgd door de opkomst van de kinderliteratuur en imaginaire reisverhalen ten tijde van de Verlichting en sluiten af met de Romantiek en het Realisme in de 19e eeuw. Ook dit jaar weer de vraag: “Mevrouw, vindt u dit zelf nou écht leuk?” Ja, het meeste wel. We lazen klassikaal het gedicht Zie je ik hou van je van Herman Gorter en een leerling vertelde dat hij het gedicht toch best mooi vond. Hoera! Het is ook een mooi en begrijpelijk gedicht; het had zo geschreven kunnen zijn in de 21e eeuw.


Zie je ik hou van je,

ik vin je zoo lief en zoo licht -

je oogen zijn zoo vol licht,

ik hou van je, ik hou van je.


En je neus en je mond en je haar

en je oogen en je hals waar

je kraagje zit en je oor

met je haar er voor.


Zie je ik wou graag zijn

jou, maar het kan niet zijn,

het licht is om je, je bent

nu toch wat je eenmaal bent.


O ja, ik hou van je,

ik hou zoo vrees'lijk van je,

ik wou het heelemaal zeggen -

Maar ik kan het toch niet zeggen.


In weer een andere klas hebben we het over correct formuleren. Allerlei fouten en termen passeren hierbij de revue.


En tot slot heb ik het met de leerlingen af en toe even over Hanne, ook een aangename afwisseling. Een jongen vroeg: “Zegt ze al iets?” Ik antwoordde met dat ze al een beetje wat dingen zegt. Voordat ik kon toelichten hoe of wat, vroeg hij: “Wat zegt ze dan: tautologie?”


“Nee,” antwoordde ik, “dat nog niet. Ze houdt het voor nu bij pleonasme en wederkerend voornaamwoord.”


Marlieke Daals

Docente Nederlands OSG De Hogeberg