Afbeelding

Oorlogsgedicht

De drie Georgiƫrs


Voor deze drie zouden mijn vader en moeder zorgen,

Ofwel na de verloren opstand eten bezorgen.

Het was een bijzonder angstige, zwarte tijd,

Na de Georgische Opstand en bloedige strijd.

De opstandelingen hebben helaas de strijd verloren,

Toen de Herman Goeringtroepen van zich lieten horen.

Toch zouden er, Goddank, wel een aantal overleven,

En zich aan de verborgenheid overgeven.

Drie hielden zich in een schuur, vlakbij ons, verborgen,

Waar vader en moeder dus voor eten zouden zorgen.

Te middernacht en dat ja, telkenmale,

Kwam ze, sluipend, langs om eten te halen!


Zij klopten op de luiken van de ramen,

En werden onder hoogspanning binnengelaten.

Zij kregen dan hun voedsel en zouden weer gaan,

Terwijl het gezin heel wat emoties moest doorstaan!

De grootste zette eens tegen de linnenkast zijn geweer,

Die gelijk omviel en vooral moeder schrok hiervan zeer.

Hij zag er dreigend uit en sprak eens onverholen:

Ich habe achtundzwantzig moffen kaput geschoten!"

Gelukkig is hun bezoek nooit opgemerkt,

Want dan was dit strandrechtelijk afgewerkt.

Wij zijn deze tijd, zo bezien, redelijk doorgekomen,

Maar het was niet mis wat ons is overkomen!

Op Bevrijdingsdag kwamen zij nog eenmaal op de boerderij,

Met bevrijdingsspeldjes op, opgeruimd en blij!

De kleinste draaide als razende de boterkarn rond:

Hij was dankbaar dat hij hier eten en bijstand vond.

Ik heb dit allemaal nu opgeschreven,

Omdat er nog heel wat hulp verborgen is gebleven.

Ja, laten wij de goede oorlogshulp niet vergeten,

Want er is nog heel veel dat wij niet weten!

Mijn ouders verdienen alsnog een 'onderscheiding',

Voor hun hulp, hun dapperheid en toewijding.


Rinus Kuiper


Ps. Niet als bij Jaq. Perk vanuit Zonnegloren,

Maar uit het zwartste oorlogsjaar is mijn vers geboren!