Afbeelding
Foto: Archief

Wat ik zeggen wou

Ik zal deze maal kort zijn. De heer Dogger doet 't voorstellen, alsof de heer Pisart de schrijver van mijn ingezonden stuk zou zijn. Denkt u dat ik mijn naam zou zetten onder een stuk van een ander? Dat er zulke personen zijn, daarvan ben ik overtuigd, maar tot zoo iets minderwaardigs leen ik mij niet. Dat de heer P., als voorzitter van de vrijz. Kiesv., in gelijken geest zal spreken, als ik heb geschreven, is zeer logisch. U hebt de vrijheidsbond nog vergeleken met een reddingsboot. die enz. Waar hebt u dat uit overgenomen? De Statenverkiezingen zijn nu aan den gang; weest verzekerd, dat de heer Smeenge niet de eenige vrijheidsbonder in de 1e kamer zal blijven. Ik zal u stuk verder niet beantwoorden; 't raakte weer kant noch wal. Op verder geschrijf zal ik niet ingaan. Met beleefden dank voor de verleende plaatsruimte...