Anders bekeken...

Bekkenbodem


De bodem van ons bestaan: allemaal zijn we gegroeid in het water, het nieuwe leven aan een streng van voeding, vocht en zuurstof, in de moederschoot. Die bodem is sterk, oersterk. De moeder baart, het weefsel krijgt het te verduren. Vaak vraagt de pas geworden moeder zich af: "Komt dit ooit weer goed?” Ja, in 9 van de 10 gevallen komt het weer goed, gelukkig.

We hebben klachten aan van alles: overbelaste schouders, tennisellebogen… Maar de bekkenbodem is ook geen onbekende.

“Mam, er is een extra cursus voor de bekkenbodem, een aantal dagen, daar wil ik eigenlijk heen, kun jij oppassen?” Ik kijk in de agenda, dat moet lukken. Dochterlief gaat op pad en zo ren en vlieg ik met het spul door huis. Luiers, flessen, knuffels, voorleesboeken en slaapzakken neem ik in mijn kielzog mee.

Ik werkte op gynaecologie, en zelf heb ik na de bevallingen de nodige oefeningen moeten doen om alles weer waterdicht te krijgen. Wat een zegen als je weer wat kunt tillen zonder dat er lekkage optreedt. Heerlijk kunnen lachen en kunnen rennen, springen en alles gewoon droog houden.

Droge voeten, denk ik, als ik door een nat Sommeltjesbos ren. Hoe hou ik hier de voeten - en aanverwante schoenen - een beetje in fatsoen?

Suzanne veert door de bruine drassige paadjes en Jurre neemt met zijn kleine pootjes een spurt naar de grootste plas. Ik roep iets, maar bedenk dan dat ze zich moeten kunnen uitleven en niet ook nog eens moeten uitkijken voor oma omdat er iets nat wordt. We worden toch al nat, het zeikt van de lucht. Ik heb in mijn jaszak paaseitjes meegenomen en probeer ze strategisch in wat mos en holletjes van bomen te verstoppen. Een uit hout gesneden paashaas zit klaar voor de start. Zijn oren zijn ook nat. Mijn oren hangen bijna slap, en dan komt Suuz tellend naar me toe. "Zullen we verstoppertje doen, Oma?" Alsof ze ruikt dat ik iets verstop.

Ik knik en doe de handen voor mijn ogen om te tellen. Ik smokkel en spiek om te kijken of ze wel in de buurt blijven. Ze gaan samen giechelend achter een boom staan, en ik ga expres de verkeerde kant op. Gejuich als ze de buut aftikken. “Nog een keer, Oma!”

“1, 2, 3.. Ik tel tot tien, wie niet weg is wordt gezien!” roep ik, en zie dat ze slim in de hut van houten takken zijn geschuifeld. Na wat zoeken en roepen steekt ze triomfantelijk haar hoofd door het dak. Ik duik ook in de hut. Op een houtstronk is het goed toeven, en Oma vindt zomaar een paasei. Op de bodem.

“Kijk, de paashaas is hier langsgekomen.” Blij stappen we naar buiten, de regen is zowaar voorbij. Vrolijk Pasen!


Jozien