Randverschijnselen

Geduld


Harry Bakker belt. Of ik nog eens in zijn tuin wil kijken, want er staat van alles in bloei. De met gepaste geheimzinnigheid omgeven tuin van deze Hoornder maakte, toen ik zijn tuin eerder bezocht voor de krant, indruk op me. Dus ja, daar zeg ik geen nee tegen.


Eind februari was ik bij Harry omdat een banaan in bloei stond. Uniek: de planten heeft hij al 29 jaar, maar niet eerder bloeiden ze zo vroeg als dit jaar. Ook de dennenbomen in z’n tuin imponeren: bijna dertig jaar geleden zelf gezááid. Evenals de 36 (“à 37”) soorten bamboe, de verschillende unieke camelia’s en ander exotisch groen.

In mijn nopjes app ik Job dat ik maandag eerst een afspraak heb bij Harry en dan naar de redactie kom. “We kunnen niet elke keer dat Harry iets in bloei heeft verslag doen, hè?”, antwoordt hij. Oeps. Goed punt. M’n enthousiasme heeft het weer eens gewonnen van m’n ratio. Ik krijg desondanks fiat en maandag om 10:00 uur stap ik de bijzondere lap grond aan de rand van Den Hoorn op.


Het waait flink, maar bij Harry in de tuin merk je daar weinig van. En behalve met veel bomen en het dus onzekere aantal soorten bamboe, is de tuin vol met interessante hoekjes en opmerkelijkheden. Als 10-jarige begon Harry met de aanleg. Eerst als moestuin, later verruilde hij het eetbare voor het unieke. Slangendennen, een mammoetboom, een ginkgo, een Chinese watercipres, camelia's, taxussen, natuurlijk de bananen en - om eerlijk te zijn - meer curiositeiten dan mijn ogen kunnen opnemen. Verstopt tussen hoog groen, ligt verderop in het land nóg een tuin. Of ik nog even tijd heb, vraagt Harry. Ik kijk expres niet op m'n horloge en concludeer op grond daarvan dat ik nog wel even tijd heb.


Van ver is de aan perfectie grenzende plantafstand van de bomen en struiken al te zien (foto op pagina 6). Dichterbij wordt een terugkerend ritme in de groene muur van de door een gracht (waterlelies!) omgeven, ronde tuin zichtbaar. Eerst een peer, dan een vijg, weer een peer, om de zoveel meter. En 'op de wind' begroeiing die tegen een stootje kan, aan de zuidzijde het exotischer beplanting. Interessant genoeg laat Harry in de binnentuin ook gewoon van alles 'gebeuren': prei en wortelen die zijn 'aan komen waaien', laat hij staan - maar gras en andere 'rotzooi' worden al vroeg te kop in gedrukt, of - in dit geval - gewied. "Is dit echt waar!?", roep ik een aantal keer verwonderd uit. "En dat is de derde keer", houdt Harry mijn enthousiasme bij. "En ja, dat is de natuur, hè? Zonder gif."


Dat enthousiasme voor groen, gecombineerd met een gebrek aan kennis, is overigens een terugkerende valkuil. Zelf heb ik met vrienden een moestuin. De piepers poot ik het liefst begin februari al en in augustus kunnen we vaak de pompoenen al oogsten. Waar mijn tuincollega me voorzichtig probeert af te remmen, paniekerig lacht om m’n gebrek aan geduld en er zelf een strakke zaaiplanning en -orde op nahoudt, is bij mij de helft van de ‘voorzaai’ in maart al uit de traytjes gegroeid.

Als beginnend moestuinders gaan we nu ons vierde jaar in. Of we het trouw onderhouden van een tuin zo lang volhouden als Harry, dat moeten we maar afwachten. En exotischer dan sporadisch de teelt van een zoete aardappel, wordt het vooralsnog niet. En tegenwoordig moet ik mijn aandacht verdelen over m'n eigen spruiten, de moestuin in Den Burg en sinds dit jaar de tuin bij mijn huis - met bamboe, een appelboom, zelfs een camelia en vooral veel rozen. 


Waarom de planten bij Harry het zo goed doen? "Geloof, hoop en liefde", zo bestraatte hij de toegang naar de tweede tuin. En zeer waarschijnlijk heeft hij íets meer geduld, toewijding en ervaring dan ik. Daar kan ik wat van leren. Wie weet mag ik nog eens langskomen - al dan in m'n vrije tijd, want met nóg een keer een artikel of column over een bloeiende banaan of camelia, daar kan ik bij Job niet mee aankomen.


Eva