Familiefoto uit 1918, achter een pand aan de Waalderstraat, ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van oma Heintje Vlessing-Van Messel.
Familiefoto uit 1918, achter een pand aan de Waalderstraat, ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van oma Heintje Vlessing-Van Messel. Bron: Familie Flessing

Joden op Texel overleefden op één na oorlog

Texel had in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog een Joodse gemeenschap van elf personen. Op één na hebben zij de oorlog overleefd. Van de eigendommen in Joods bezit werd één perceel onteigend. Daarvan vond in 1947 rechtsherstel plaats.


Het zijn de uitkomsten van het onderzoek 'Joods burgers in Noord-Holland: Onteigening en rechtsherstel' door de Radbouduniversiteit, in opdracht van gemeenten Bergen, Castricum, Dijk en Waard, Heiloo, Hollands Kroon, Schagen en Texel.

De bezetters verplichtten iedere ambtenaar op het gemeentehuis te verklaren of hij al dan niet van joodse afkomst was. Ook allerlei besturen en commissies moesten zo’n verklaring afleggen. Velen tekenden, maar er waren er ook die weigerden. Zoals dominee N.J. van 't Hooft uit De Waal. Hij schreef: “Aangezien ik een volgeling ben van Christus, die een jood was, kan ik de verklaring niet ondertekenen.” Hij werd uit de oudercommissie van de school van De Waal gezet. Willem Slaman, die op het distributiekantoor werkte, weigerde ook. “Ik gehoorzaam eerder de bisschop dan de burgemeester.” Ook hij kreeg ontslag.

De Joodse gemeenschap op Texel bestond uit drie families. Zoals sigarenmaker en dorpsomroeper Levie Polak, textielhandelaar David Frank en de familie Vlessing. Meester De Vries en zijn vrouw hadden het Joodse meisje Peppi Prior in huis, wat geen problemen heeft opgeleverd. Bernhard Benjamin Penha zat in Oosterend ondergedoken en ook Salomon Valvekens ontsprong zo de dans. Ook Aafke Pieterse-Borgman en haar kinderen kwamen ongehinderd de oorlog door, mogelijk omdat ze nergens te boek stonden als joden. Aafke stond in 1944 moedermelk af voor het zoontje van NSB-burgemeester Rijk de Vries.

In februari 1941 stond in de krant dat personen van "Joodsche bloede" zich moesten melden. Elias (Eli) Vlessing, met zijn broer Israël eigenaar van de NV Goederenhandel, had zich gemeld. Hij werd met zijn gezin opgepakt en afgevoerd naar Westerbork.

Polak en Frank waren getrouwd met een niet-Joodse vrouw, waardoor zij niet op de lijst stonden om gedeporteerd te worden. Van de familie Vlessing dook in ieder geval Ies Vlessing onder. Hij overleed volgens de onderzoekers kort voor de bevrijding op zijn onderduikadres.

Zijn broer Eli wist aan deportatie te ontkomen. Hij dook niet onder, maar beweerde bij de Duitse autoriteiten dat hij een buitenechtelijk kind van de Texelse niet-Joodse Krijntje Kooiman-Dros was. Hij wist dat zeer overtuigend te doen. Ook Krijntje werd verhoord. Ze moet daarbij zo dramatisch tekeer zijn gegaan, dat de Duitsers er in trapten. Eli werd met zijn echtgenote en drie zoons in maart 1944 vrijgelaten uit Westerbork, waar ze in mei 1943 al naartoe gezonden waren. 

De naam van Ies Vlessing staat op het monument op de begraafplaats in Den Burg, te midden van de andere Texelse burgerslachtoffers uit de periode '40-'45.

Onteigening

In de Verkaufsbücher staat één transactie op Texel: een bouwterrein aan de Minister Ruysweg in De Koog, van Abraham de Miranda uit Overveen. Het perceel werd in 1944 voor 800 gulden gekocht door Jacobus van den Bosch, een makelaar uit Rotterdam.

Voor dit perceel vond in 1947 rechtsherstel plaats. De grond kwam via de NGV terug bij Abraham, die de oorlog overleefd had. Hij verkocht het aan ir. P. Kuiper.