Afbeelding
Foto: Gerard Timmerman

Randverschijnselen

Tien over rood


Biljartminnend Texel leeft toe naar het Texelse Biljartkampioenschap, vanaf komende vrijdag in dorpshuis De Hof in De Koog. Op liefst zeven biljarttafels wordt gestreden om de titels in het libre, bandstoten en driebanden.


Ik heb er al heel wat keren verslag van gedaan. Concentratie, krijtende biljarters, effect, trekballen en toeschouwers die hun waardering voor een mooie carambole tonen door met de achterkant van de keu op de vloer te tikken. Mooi om te zien hoe een biljarter de ballen bij elkaar weet te krijgen en een serie maakt. Maar je kunt ook overdrijven. Dat ondervond ik jaren geleden toen ik met onze toenmalige sales-man Frans Bik een potje ging biljarten. Frans gunde mij de afstoot. Maar veel verder kwam ik niet. Toen Frans de ballen na enkele stoten bij elkaar had, maakte deze meervoudig Texelse Libre-kampioen de partij in één serie uit.


Mijn vader kon ook een leuk potje biljarten en een aardige serie maken. Hij was lid van de biljartclub in Den Hoorn, die biljartte bij 'Moeder de Ruwe' in Happy Days, waar nu Jef zijn sterrenmaaltijden serveert. Ze hadden ook uitwisselingen, zoals met de damesbiljartclub en gingen wel eens op reis. Over deze gedenkwaardige reisjes hield hij zich altijd wat op de vlakte.


Om zijn zoons ook enthousiast te maken voor het spel kocht hij eens een tafelbiljart. Zo veranderde onze eetkamer in een biljartzaal. Dat de achterkant van de keu wel eens in botsing kwam met het wandmeubel, de televisie of serviesgoed mocht de pret niet deren.


Pa demonstreerde hoe je de keu moest vasthouden, de pomerans moest krijten, hoe je een bal effect gaf, via de band speelde, hoe je overhoudt en tien over rood speelt (alles eerst via de rode bal). Maar ondanks alle thuispartijtjes bleef mijn gemiddelde ver achter bij dat van pa, het talent had blijkbaar een generatie overgeslagen. Toen ik mij in een enthousiaste bui eens inschreef voor het Texelse biljartkampioenschap, strandde ik al in de voorronde.


Niet zijn talent, maar ik had wel zijn auto. Toen ik mijn rijbewijs had gehaald, schonk pa mij het Dafje waarin hij jaren had rondgereden. Zo kwam het dat ik in dit wagentje, zonder versnelling, maar met het “pientere pookje”, over het eiland kachelde. Tegenwoordig een verzamelobject, maar begin jaren tachtig werd daar anders tegenaan gekeken. Toen ik een vriendinnetje er destijds eens mee kwam ophalen, heb ik stad en land moeten verzetten om haar mijn Daf te krijgen.


Het waren de jaren dat ik na een voetbaltraining bij ZDH nog wel eens aanschoof aan de bar bij Wil van Hintum in Loodsmanswelvaren. Op en top een gastheer, gezelligheid kende bij hem geen tijd. Toen ik op een keer eens wat onvast van mijn kruk overeind kwam, ontging dat de Texelse Noor niet. Ze daagde me uit: “Timmerdoos, een potje tien over rood?” Dat ging aan. Om het spannend te maken moest er wel wat op het spel staan. Als Noor won, kreeg zij de Daf. Hoogmoed en ik was er toch wel op uitgekeken. 


Spannend werd het zeker. Met mijn onvastheid bleek het aan de biljarttafel wel mee te vallen. En blijkbaar waren de lessen van pa niet helemaal voor niets geweest. Tegen alle verwachtingen in kwam ik zelfs als winnaar uit de strijd. En zo bleef ik nog geruime tijd in dat Dafje rondkarren.


Gerard