Hans Zuidema draagt voor tijdens "Echt op sien Tessels" vorig najaar.
Hans Zuidema draagt voor tijdens "Echt op sien Tessels" vorig najaar. Foto: Jeroen van Hattum

Polder Eierland kreeg en verloor de eigen taal

De inpoldering van het kweldergebied ten noorden van Texel leverde niet alleen de uitgestrekte polder Eierland op, maar ook een nieuw dialect. Dat ontstond uit de omgangstaal die de nieuwe bewoners moesten vinden.


Die schrijft dialectkenner Marcel Plaatsman en auteur van het vuistdikke boek "Tessels. Taal over zee" in de studie “Een eigen taal voor Eierland”. 

"Het is meestal niet eenvoudig om de precieze grenzen van een zeker dialectgebied te tekenen. Texel zou op die regel een uitzondering moeten zijn, het is immers een eiland. Het water is een duidelijke grens. Het Tessels wordt dan gesproken tussen Noordzee en Waddenzee tussen Marsdiep en Eierlandse Gat. Zo simpel is het toch niet."

Taalkundig bestaat Texel volgens Plaatsman uit twee dialecten. Tessels en het afwijkende dialect van Eierland. Het verschil tussen de taal van het zuiden en het noorden laat zich verklaren doordat de nieuwe polder door immigranten werden bevolkt. De bewoners van de polder die begin 19e eeuw tot stand kwam, kwamen voor een groot deel van een ander eiland: Goeree-Overflakkee. En in mindere mate uit Groningen, enkele Friezen, twee Belgen en een Duitser. Tussen de 20 en 25 Texelaars kwamen in de polder wonen. 

Deze bewoners spraken verschillende dialecten, waar het Goerees en de daaraan nauw verwante dialecten van Flakkees en de omliggende gebieden wel de belangrijkste waren. Hun spraakgebruik had invloed op het nieuwe dialect. Het contact met oude Texel verliep in de begintijd moeizaam. De afstanden waren groot en de werkdagen lang, men leefde in relatieve afzondering. De Cocksdorp werd bevoorraad over zee, al moest voor sommige zaken naar Den Burg of Oosterend worden uitgeweken. Maar die waren toen nog moeilijk te bereiken. 

Het nieuwe taalgebied stond dus relatief lang los van Texel en was, op enkele na, niet door Texelaars bevolkt. Ondanks het overwicht van de Zeeuwen kreeg de uiteindelijke taal van Eierland en De Cocksdorp volgens Plaatsman geen duidelijk Zeeuwse kleur. Bepaalde kenmerken werden overgenomen uit het Tessels dialect (ij uitgesproken als i of ie en ui, lopen werd lópe, bleek werd bléék en sch uitgesproken als sk.) Andere Texelse “eigenaardigheden”, zoals skéép voor schaap, vonden aanvankelijk geen navolging in de nieuwe polder.

Plaatsman beschouwt het dialect van het nieuwe land in de eerste plaats als een plaatselijke variant van het Tessels. Waarbij de oorsprong van de bewoners zijn uitwerking had op de woordenschat van de bewoners van de polder. Zo verwijst het gebruik van het woord juun voor ui en domp voor naaf in de richting van Goeree-Overflakkee. De woorden bluve (blijven) en overkònt (het vasteland), die algemeen Tessels zijn en (dus) niet Eierlands, kunnen ook worden verbonden aan Goeree-Overflakkee.

Plaatsman kon bij zijn onderzoek terugvallen op eerdere studies. Zoals die van Keyser uit 1951 en Jansen in 2006. En ook de Hollandse dialektstudies van Heeroma uit 1935, die een overzicht biedt van de klinkers. Geconstateerd wordt dat daarin verschillen bestaan tussen de uitspraak in het buitengebied van de Eierlandse polder, die onder meer een eigen school had, ten opzichte van De Cocksdorp. 

Waar het Tessels door velen in ere wordt gehouden, is er van het eigen dialect van De Cocksdorp weinig over. Plaatsman: "Het is jammer dat Cocksdorpers nooit trots zijn geweest op hun taal. Wat je er nu hoort zit dicht tegen het Tessels aan. Het is ook bij de identiteit gaan horen. Denk aan de de naam Durperhonk."