Afbeelding
Foto: Hanneke Roeper

Iedereen was stapelgek op Hanna

Warm, gastvrij en met oprechte belangstelling, zonder te oordelen of veroordelen. Die eigenschappen typeerden Hanna Bakker-Zoetelief, de altijd hard werkende boerin van De Waddel.

“Mijn vader was de boer en het meest in beeld. Mijn moeder was de vrouw op de achtergrond, die de boerderij draaiende hield”, vertelt zoon Jan-Willem. “Mijn vader maakte de kaas, al het werk dat er daarna bij kwam kijken deed zij. Ik weet nog dat er net weer een partij kaas klaar was. Mijn vader keek ernaar, telde de aantallen, zoveel keer een kilo, en zei toen: Zo Johanna, toch weer mooi 450 gulden verdiend. Mijn moeder zei niks, zij wist wat er daarna nog moest gebeuren. Zij haalde de kazen onder de pers vandaan, deed ze in het zout, bracht ze naar de opslag en keerde ze daarna, elke dag, net zolang totdat ze werden verkocht. Onze kazen hadden vroeger geen coating. Die moest je dagelijks wassen om de schimmel eraf te halen. Zeker in de tijd toen de winkel en opslag in één ruimte waren. Alles moest spic en span zijn. Een enorm werk. Voor dag en dauw ging ze uit bed. Ze zal wat hebben afgesjouwd. Mijn moeder was niet zo groot, al die kazen stond ze boven haar macht te keren. Toen ze vijftig werd, lieten haar armen het afweten.”


De verdeling van taken was vanzelfsprekend en lag vast. “Mijn vader deed het meeste werk buiten, in huis deed hij niks. Als hij een gast had, gingen ze in de kamer zitten. Kwam mijn moeder een kwartier later binnen, dan vroeg zij: Willen jullie niks drinken? Daar zorgde zij voor, mijn vader zette zelfs nooit koffie. Wij zijn verwend, ik ook. Om tien uur was het koffietijd, daar was het leven van mijn moeder op ingericht. Op dat tijdstip was ze thuis. En moest ze een keer écht weg, dan zette ze alles klaar en hoefden wij alleen nog het knopje van het koffiezetapparaat in te drukken.”


Een traditioneel patroon, om niet te zeggen ouderwets. “Maar ze vormden een team en dat werkte heel goed. Structuur en eenvoud maakten haar gelukkig. En ze zorgde vooral heel graag. Totdat ze ziek werd, maakte ze iedere ochtend een rondje op de quad langs de schapen. Ze voerde de kippen. En daarna zorgde ze dat er koffie voor ons was in de melkstal. Mijn broer Rob zei: Ze maakte anderen belangrijker dan zichzelf.

Geboren in een onweersbui

Hanna leerde het boerenleven kennen als kind. Op 23 maart 1946 kwam ze ter wereld op boerderij De Arend in polder Waalenburg. “Geboren in een onweersbui. Buurman Piet Koorn zette het hek alvast open, dan kon de dokter zo doorrijden”, vertelde zus Tini bij de uitvaart.

Ze maakte anderen belangrijker dan zichzelf


De twee zusjes en drie broers waren altijd buiten en klommen in bomen. Rijk hadden ze het niet. “We hadden een oude boerderij, maar het was er wel heel knus. Op zesjarige leeftijd ging Hanna met broers Jan en Jo naar school in Zuid-Eierland. Lopend op klompies. Toen we verhuisden naar de nieuwe boerderij De Arend, moest Hanna à la minute van school af en voor de laatste paar maanden naar de Sint Jozefschool in Den Burg. Dat vond ze helemaal niet leuk. Kwam ze daar op klompies in de klas. En ze wist niet eens waar de gymles was.”


Na de huishoudschool verhuisde Hanna naar Baarn, waar ze het vak van kraamverzorgster leerde. “Dat heeft ze een aantal jaren gedaan. Overal naartoe op haar brommertje, over Texel, maar ook in Den Helder. Maar toen kreeg ze verkering met Piet. Ze wilden graag trouwen en dan moest je als vrouw stoppen met werken.”

Hanna en Piet

Piet was een Hoornder, geboren op Jonkersbergen. Als jonge boer verrichtte hij uiteenlopende werkzaamheden. Hij was voorlichter en inspecteur van het Schapenstamboek en werkte voor de Stichting Agrarisch Bedrijf ten behoeve van Natuurbehoud Texel (kortweg Sabena), die in opdracht van de overheid werkzaamheden in natuurgebieden uitvoerde. Hij was bedrijfsleider op Sint Donatus en maakte samen met Kees Kikkert van De Kroontjes Texelse schapenkaas en -kwark. In 1983 belandden Hanna en Piet als pachters op De Waddel op de Hoge Berg, eerst voor de Dames Dijt, later voor Natuurmonumenten.


Hun leven en dat van hun kinderen Rob, Marjon en Jan-Willem en pleegkind Ilone werd gekenmerkt door hard werken. De omgeving waarin ze dat deden was prachtig en zeer Texels, maar omdat het landschap behouden moest blijven, was het boerenbedrijf gebonden aan allerlei voorwaarden. De schapenhouderij was geen vetpot en elke verdiende cent werd in de boerderij gestoken. Aan de andere kant hadden ze niet veel nodig. Vlees en zuivel kwamen van de eigen boerderij, groente uit de moestuin en fruit uit de eendenkooi die ze beheerden. Kleding werd door Hanna zelf genaaid en gebreid. Zelfs maakte ze dekbedden van eigen schapenwol.

Aan het werk

Om al die werkzaamheden gedaan te krijgen, werd iedereen ingeschakeld. Jan-Willem: “Zette je een poot bij ons ons over de drempel, dan moest je aan het werk. Dat was geen verplichting, wel vanzelfsprekend. Je doet niet niks als een ander aan het werk is. Bovendien vindt iedereen het leuk om mee te helpen. Mijn vader nam altijd mensen mee naar binnen. Maar die mensen moest ook koffie en koek. En eten. We hadden altijd volk aan tafel. Het was bijzonder als we een keer met alleen ons gezin aten.”


De Waddel werd al snel een thuis voor jongeren die het moeilijk hadden. “Officieel waren we geen zorgboerderij, maar we hadden altijd wel ex-verslaafden aan het werk. Jongeren die op straat hadden geleefd en allerlei verkeerde dingen hadden gebruikt. Regelmatig werden we ook gebeld door OSG De Hogeberg: We hebben er weer eentje. Dan ging het om een leerling die het in de schoolbanken niet redde. Of die liever in de praktijk leerde dan uit boeken. Bij ons werden ze aan het werk gezet.”


Binnen de kortste keren bouwde Hanna een stevige en liefdevolle band met haar gasten op. “Allemaal werden ze stapelgek op haar. Ze gaf ze thee en koffie, een zelfgebakken krentenbol en een aai over de bol. Ze wist van iedereen wat hij of zij lekker vond en kookte of bakte dat als diegene er was. Ze bood ze een veilige plek en had daarbij geen verwachtingen. Mijn vader en moeder deden iets één keer voor en daarna kregen die mensen zelf de verantwoording, zonder dat ze de hele tijd werden nagelopen. Dat werd gewaardeerd, ze voelden zich serieus genomen. Na het overlijden van mijn moeder kregen we een reactie van een jongen die schreef: Ik ben zo blij dat jullie je over mij hebben ontfermd. Anders was het niks met me geworden.

Het mes in de bek

Ook haar naasten ervoeren de warme genegenheid van Hanna. “Warm, gastvrij en met oprechte belangstelling, zonder te oordelen of veroordelen. Die eigenschappen typeerden haar. Ze praatte nooit slecht over mensen en koos nooit een kant. Als iemand iets rarigs deed, kon ze dat goed relativeren. Het zal wel even niet zo lekker met hem of haar gaan, zei ze dan. Zoals in elke familie was er wel eens gedoe. Als iemand dan na een tijdje weer opdook, werd die gewoon welkom geheten. Er werd niet eerst eindeloos gepraat over wat er was misgegaan. Ze hield de deur altijd open en ging eropaf als er iets mis was. Dan zorgde ze ervoor dat het weer goed kwam. Ook hield ze alles goed bij. Van neven en nichten wist ze in welke klas ze zaten, of ze een examen moesten doen en wanneer ze voor hun rijbewijs gingen. Voor iedereen brandde ze een kaarsje.”


Dat betekende niet dat ze een halve heilige was, want Hanna had ook ‘het mes in de bek’, volgens Jan-Willem. “Onze kaaswinkel had een vaste en trouwe klantenkring. Maar ze heeft ook wel klanten weggejaagd. Van mensen die met veel poeha binnenkwamen, moest ze niks hebben. Die zette ze gelijk op hun nummer. Mijn moeder kon heel direct zijn. Ook naar stagiairs die aan tafel op hun mobieltje zaten te gluren. Als je waarde aan dat ding hecht, stop je het nu in je zak. Anders gooi ik het in een emmer water, zei ze dan.”

Niet klagen

Tien jaar geleden overleed Piet. Tot haar grote verdriet, vertelt schoonzus Tineke. “Overdag ging het wel, maar ’s avonds had ze het moeilijk. Daarom ging ze graag op uit, actief blijven.” Jan-Willem: “Na het overlijden van pa ging ze dezelfde woensdag nog naar De Waddenvogels, het koor waarop ze zat. Ze ging ervan uit: als je je terugtrekt, wordt het moeilijk. Zonder dat ze haar verdriet wegstopte. Want dat moet ook niet.” Dochter Marjon: “Ze ging door omdat ze een ontzettende doorzetter was en ze maakte er wat van. Maar ze heeft het erg zwaar gehad.”


Typerend was haar houding toen op haar vijftigste gezondheidsproblemen kreeg. "De dokter adviseerde haar te gaan zwemmen. Ze nam een abonnement bij Molenkoog en haalde al haar diploma's. Niet klagen, haal het positieve eruit.” Tineke lacht: "Ze zei altijd: Slecht weer bestaat niet, alleen slechte kleren.”


Ook de laatste jaren draaide ze volop mee, zowel in het bedrijf als in de familie. Marjon: "Ze was stapelgek op haar kleinkinderen en paste graag op ze. De kleinkinderen waren erg belangrijk voor haar. Ze maakten haar verdriet draaglijker.” Jan-Willem: "Iedereen bleef graag bij haar komen. Ons gezin en mijn moeder woonden op één erf. Dat kon ook doordat ze zich niet bemoeide met onze levenswijze of de opvoeding van onze kinderen. Wij deden dingen toch anders dan zij zelf had gedaan. Maar ze oordeelde nooit.”

Glimlach

Begin november werd Hanna ziek. Nog geen twee maanden later, op 27 december, overleed ze. Thuis op De Waddel, in ploegendienst verzorgd door familie en vrienden. Marjon: “De laatste weken van haar leven kreeg ze terug wat ze heeft gegeven. Zij droeg velen, nu werd zij gedragen door vele handen. Zonder al die mensen had ze niet thuis kunnen blijven. Door personeelstekorten was het vrijwel onmogelijk om nachtzorg te regelen.”


Jan-Willem: “Er was ook een klant bij, van wie wij niet wisten wat voor band ze met haar had. Ze was er dankbaar voor. En tot het laatst toe bleef ze belangstellend en betrokken. Voor iedereen had ze een glimlach. Kleinzoon Tygo zei: De glimlach van oma is groter dan haar gezicht. En zo was het ook.”


Joop Rommets

Afbeelding