Boerderij Buitenheim bij Den Burg had een windmolen op dak.
Boerderij Buitenheim bij Den Burg had een windmolen op dak. Foto: Boerderijenboek

Windmolen populair in oorlogstijd

"Welk een genot voor plattelanders die hadden gehunkerd in de gelegenheid te worden gesteld te profiteren van de elektriciteit.” Dat schrijft deze krant op 5 april 1941 over de windcharger, een windmolen die een accu oplaadt. Op Texel draaiden er heel wat.

Met de komst van elektrisch licht en andere apparaten met een stekker ontstond de behoefte aan elektriciteit. Na de start van de Texelsche Elektriciteits Maatschappij in1927 werd een wel een deel van het eiland aangesloten op het lichtnet, maar nog lang niet overal. Om zelf elektriciteit op te wekken nam menig Texelaar in het buitengebied een windmolen. In combinatie met een accu heette dat toen een windcharger, ook wel wincharger genoemd. 

“Knip! En het vertrek baadt in een zee van licht, de stekker in het contact en daar zoemt de stofzuiger al, daar zet de waschmachine zich in beweging, daar straalt de warmte van het kacheltje. De windcharger! Hoevelen hebben zo’n installatie reeds in gebruik! Op ons eiland werd ruim vijf jaar geleden (1936) de eerste geplaatst. Een Amerikaanse uitvinding. Het duurde niet lang of spoedig volgden er meer.

Prutsen

Geen wonder, want wat moest men voorheen in het donker niet prutsen en wat wordt er thans nog door velen geprutst. Je komt in donker thuis, de winkels afgeloopen om dit of dat artikel. Eindelijk thuis de warme haard… maar eerst licht maken: de lucifers zoeken. Eindelijke gevonden, verdraaid: de lamp is leeg. Olie halen… drommels geen druppel. Dat laatste is vooral nu aan de orde van de dag: de olie is op en de nieuwe bon in een ver verschiet of geheel ontbrekend."

Propellers

De krant moedigde het gebruik aan en bezocht verschillende boerderijen met een windcharger. “De propellers zien rondsuizen, ook al is de wind maar heel zwakjes. We hebben tevreden klanten gehoord en ook … spijt ontdekt. Spijt dat men ze niet twintig jaar eerder had kunnen koopen.”

Een windchargers van 20 Volt kostte vóór de Tweede Wereldoorlog 110 gulden. In de oorlog duurder, maar de behoefte was door schaarste een stuk groter. Men kon er het licht mee laten branden. Wilde men ook een straalkachel, wasmachine, strijkijzer of stofzuiger van stroom voorzien, dan schafte men een zwaardere molen van bijvoorbeeld 32 Volt aan.


Toen we die windmolen kregen was dat een hele verbetering, de kamer elektrisch verlicht

Met een goeie accu kon men het wel een week zonder wind uitzingen. “Bij vliegend stormweer is het zaak de molen vast te binden, want dan loopt ie over z’n toeren en zou ie brokken maken.” Men moest ook niet al te makkelijk over een windmolen denken. “De propeller moet goed gesteld, anders maakt zo’n ding zo’n lawaai en hij moet met een rem zijn uitgerust om warmloopen te voorkomen. Niet alle dynamo’s lenen zich voor een windcharger en ten slotte dient hij hecht en sterk, de zwaarste stromen en rukwinden trotserend, hoog boven de grond verankerd te worden.”

Bloemwijk aan het Gerritslanderdijkje was in 1942 één van de boerderijen die, onbereikbaar voor de TEM, zelf voor elektriciteit zorgde. “De stroom wordt opgewekt door een windmolen en levert op 14 punten prima licht. Wat een gemak. Eigenaar J. Witte zou de installatie niet graag willen missen!”

Windmolens werden in deze krant geregeld te koop aangeboden. Ze werden gebruikt voor elektriciteit, maar ook om het graag te zeven. In juli 1940 werd er eentje aangeboden met zeven om graag uit te waaien.

Patrimonium

Annie Kooger-de Waard, met 94 jaar momenteel de oudste inwoner van Oosterend, kan er nog over mee praten. “Wij woonden destijds op Patrimonium en hadden een windmolen. Die wekte stroom op wat we gebruikten om onze woonkamer te verlichten.”

Onlangs stond in deze krant een foto van het schilderij van Patrimonium met windmolen uit 1949, gemaakt van Souwtje de Wijn. Annie: “Ik weet nog dat ze in het weiland van buurman Brands zat te tekenen.”


“Als kind kwam ik al vaak op Patrimonium. Mijn oom en tante Piet en Trijntje Bas woonden er. Ik ben bij hen gaan wonen en er ook opgegroeid. Het was een oud huis, geen elektriciteit, geen stromend water. Maar ik heb er wel leuke herinneringen aan. Ik heb er zelfs nog een foto van”, toont ze de luchtfoto.

Jaap Kooger, met wie ze zou trouwen, kende ze vanuit haar jeugd. De vader en moeder van Jaap emigreerden omstreeks 1948/1949 naar Canada. “We woonden aan de Achtertune. Ik was twaalf toen de oorlog begon. Jaap zat ondergedoken, om aan de dwangarbeid te ontkomen. Maar hij werd verraden en moest in 1944 naar Assen.” Hij was één van de circa 800 Texelaars die daar dwangarbeid moesten doen. “Hij heeft er nog in een strafkolonie gezeten en kreeg stokslagen. Zijn vader en moeder stuurden hem pakjes.”

Olielamp

In 1949 zijn ze getrouwd en kwamen op Patrimonium te wonen. Het is Latijn voor “Vaders Erfdeel”. Hoe dat precies zit met die naam weet Annie ook niet. “We huurden het boerderijtje van ome Johan Eelman. Er was geen elektriciteit en waterleiding. Water tapten we uit de pomp en ’s avonds brandde een mooie petrolielamp in de kamer. Verder had je nergens licht. De wc achter in de schuur. Als je er in donker naar toe moest, ging de olielamp mee. We hadden koeien, schapen en een paar kippenhokken. Het was daar hard werken. Sjouwen met melkbussen, boenen en noem maar op. Zwaar voor de rug. Geen wasmachine of douche, de kinderen gingen voor de kachel in de tobbe. Ik had er geen probleem mee. Je leert er van en ik ben er flexibel door geworden.”

Windmolen

“Toen we die windmolen kregen was dat een hele verbetering. De kamer werd elektrisch verlicht. Verder niet hoor. Je had niet al die elektrische apparatuur zoals nu. Er hing een dik touw in de gang. Als het hard waaide dan trok Jaap de molen stil. Er stonden grote accu’s, voor als er geen wind stond.”

Met de ruilverkaveling in de jaren vijftig verhuisde de familie Kooger naar het nieuwe Patrimonium aan het eind van de nieuw aangelegde Eendenkooiweg (nu Camp Silver), dat was aangesloten op het electriciteitsnet: “We kwamen van de hel de hemel. Ik kreeg bijvoorbeeld een wasmachine en een stofzuiger.”

Aanleg stroomnet

Elders op het eiland werd in december 1948 volop gewerkt aan uitbreiding van het elektriciteitsnet. Een aannemersbedrijf uit Schagen was in opdracht van de TEM begonnen met het leggen van de eerste kabel door de Westermient langs de Duinweg en van daar langs de Kogerweg tot Sarassani. En daarna verder het eiland over.

De verslaggever van deze krant maakt een ritje door De Westen: “Alom zien wij windchargers. Ook hier en daar langs de Duinweg. “Een windmolen is ook niet alles, er zitten er althans verscheidenen met lege accu’s, nou die wind niet flink doorzet. In de Mient heeft zo’n molen echter geen zin. “Je krijgt hier geen wind”, zegt een vrouw die achter in de Dennen woont. “Het bos is veel te hoog.” Gaat u elektrisch koken? “Ja, misschien wel eerst een stofzuiger en zo.” Ze glundert. Iedereen hoopt dat men van de winter nog stroom krijgt.”

Genot

Het uitrollen van het elektriciteitsnet over het eiland vorderde gestaag. De Prins Hendrikpolder was in 1953 aan de beurt. “Stofzuigers gonzen ook in de Prins Polder”, kopte de krant in 1953. “Het zal een genot wezen”, vertelde vrouwtje Dogger-Boon verheugd. “Wij hebben er erg lang op gewacht! ’t Viel niet mee met die windmolen, want je was afhankelijk van de wind, dikwijls moest je dan ook van gas gebruik maken. De meesten hadden de laatste tijd gesukkeld met oude accu’s, nieuwe kocht je natuurlijk niet meer toen bekend werd dat we in de herfst stroom van de TEM zouden krijgen.” Omstreeks januari 1954 zouden polder Het Noorden, Nieuweschild, Gerritsland en Westergeest op het stroomnet zijn aangesloten.

Watermolens

Al veel eerder stonden er windmolens op Texel om water weg te pompen. In 1864 waren er windmolens in drie polders, bijna altijd om water weg te werken.

In 1880 stonden er in Eierland negen windmolens tussen Breda (boerderij van Piet de Wit t.o. het vliegveld, wij zeggen vaak Oud Breda, i.t.t. tot Nieuw Breda van A. Langeveld) en Madura (hemelsbreed ca.3-4 km) alles voor waterafvoer.


In 1900 waren er 2000 windmolens in Nederland. Tussen 1900 en 1905 hebben verschillende Texelse boerderijen een eigen windmolen.

In 1910 stonden er vier windmolens in Eierland waarvan twee van het Amerikaanse model (met circa 20 bladen). De bouwer was een molenbouwer uit IJlst in Friesland. Er hebben er ook twee gestaan met vier wieken.


Gerard Timmerman

Advertentie voor een windcharger.
Tekening van boerderij Patrimonium bij Oosterend, met windmolen.
UIt de Texelse Courant.
Annie Kooger (94) vertelt over de tijd dat ze op Patrimonium woonde.
1953: De PH-polder eindelijk aangesloten op het stroomnet.
1941: Bericht in de Texele Courant over de windcharger.