Truus Witte: "Ik ben mijn ouders dankbaar voor de onmenselijke keuze die ze destijds hebben gemaakt."
Truus Witte: "Ik ben mijn ouders dankbaar voor de onmenselijke keuze die ze destijds hebben gemaakt." Foto: Job Schepers

Indrukwekkend
verhaal Truus Witte

Mevrouw Witte vertelde het volgende verhaal.

Mijn vader, Abraham Allegro, was werkzaam in de drukkerij van zijn vader David en mijn moeder, Henriëtte Allegro van der Kar, werkte in een stoffenzaak van de familie Reiss. Het was oorlog en mijn ouders vreesden voor wat komen ging. Mogelijk hadden ze van werkkampen gehoord en vonden dat voor mij geen veilige plek. Daarom maakten zij, de voor hen vreselijke keuze, om mij weg te geven. In de hoop dat mij veel leed bespaard zou blijven, hebben ze deze beslissing gemaakt. Waarschijnlijk hebben mensen van het verzet hierbij geholpen.

Zo kwam ik als baby, op de leeftijd van nauwelijks drie maanden, terecht bij een katholiek kinderloos echtpaar op Zwanenburg. Mijn joodse ouders vonden het goed, omdat dat het meest veilig was voor mij. Ik zou gedoopt worden en een katholieke opvoeding krijgen. Ze doopten mij met de namen Geertruida Apolonia Maria Wortel, met als roepnaam Truus.

Ik groeide op in een rustige omgeving en ging met plezier naar school. Tóch vielen me als kind wel wat vreemde dingen op. Zo kwam er elke dinsdagmiddag een mevrouw op visite, tante Fie was haar naam. Ik vond haar wel wat bijzonder, maar ze bracht altijd snoepjes mee en dat vond ik uiteraard wél leuk. Het leek of ze speciaal voor mij kwam, maar wat ze precies kwam doen wist ik toen nog niet. Tante Fie, zo bleek later, was een zus van mijn moeder.


Eens in het jaar, kwam er nóg iemand op bezoek. Wat daar de reden van was hoorde ik vele jaren later. Ik zal een jaar of zeven geweest zijn, toen ik op een zaterdagmorgen boodschappen moest doen bij de slager. Toen ik weer naar buiten kwam, met het gebruikelijke plakje worst in mijn hand, stond er een meisje dat ineens “vuile Jodin” tegen mij riep. Ik had dat woord nog nooit gehoord, wist niet wat het betekende en begreep niet waarom ze dat tegen me zei. Maar het klonk als een scheldwoord en het voelde niet goed. Ik begon haar te slaan en te schoppen. Er kwam een oud mannetje aan die tegen mij zei “ga maar naar huis meisje”. Ik was begonnen met slaan en schoppen, maar vreemd genoeg deed deze meneer heel aardig tegen me. Overstuur ben ik thuisgekomen en heb ik aan mijn ouders gevraagd wat een vuile Jodin was. Tegelijkertijd ging de bel. Het was de moeder van het meisje die verhaal kwam halen. Wat mijn vader gezegd heeft weet ik niet, maar de vrouw droop snel weer af. Mijn vader heeft mij toen beetje bij beetje verteld wie ik echt was. Ik hoorde het aan. Mijn ouders bleken niet mijn échte ouders te zijn en ik was niet écht wie ik dacht dat ik was. Mijn naam was Rachel Renée in plaats van Truus(je), ik begreep het niet goed en stopte het diep weg. Ik vroeg weinig en bouwde een muur om me heen.

Er stond ineens een meisje dat 'Vuile         Jodin' naar mij riep


Het noodlot sloeg kort daarna nog een keer toe. Mijn pleegmoeder, die als een echte moeder voor mij was, kwam te overlijden. Met als gevolg dat er veel verschillende gezinsverzorgsters over de vloer kwamen. Mijn pleegvader hertrouwde een paar jaar later met een vriendin van zijn zuster. Ik noemde haar tante Annie. Ik was toen 11 jaar. Wij waren heel verschillend van karakter en botsten nog wel eens met elkaar.

Ondertussen kwam tante Fie ook nog geregeld op bezoek. Ze vroeg me vaak of ik eens kwam logeren in Amsterdam. Maar ik voelde daar niet veel voor en bovendien vonden mijn pleegouders het ook niet goed. Er kwam een rechtszaak waarin tante Fie mij opeiste, maar de rechter besloot uiteindelijk dat ik bij mijn pleegouders mocht blijven. Tante Fie was in de oorlog ook weduwe geworden, dus moest zij werken voor de kost. Volgens de rechter was zij mede om die reden niet in staat mij daarbij op te voeden. Jaren later begreep ik waarom tante Fie al die tijd moeite voor mij had gedaan. Ik was haar nichtje en enig overgebleven familielid (van moederskant) dat zij nog had.


Een achterneef van mijn joodse vader (en toeziend voogd) vond dat ik na de lagere school naar het joods lyceum moest. Ik voelde er niets voor en was met mijn katholieke opvoeding helemaal niet joods georiënteerd, wat moest ik daar? Ten tweede was ik niet zo’n bolleboos. En ten derde wilde ik graag met mijn vriendin naar de mulo in Haarlem, bij de nonnetjes!

De mensen die eens per jaar langs kwamen, bleken van het joods maatschappelijk werk te zijn en kwamen kijken of alles wel goed met mij ging. Er waren nooit aanmerkingen en over de hele kwestie rond mijn afkomst werd weinig gepraat. Daarnaast kon en wilde er ook helemaal niet over praten. Als iemand mij iets vroeg, werd ik boos of verdrietig. Ik had niet geleerd om er over te praten of mee om te gaan. Mijn pleegvader vond dat een ander er ook niets mee te maken had. Niet zo gek, nu wetende dat hij zelf bij het verzet heeft gezeten én niet zonder gevaar destijds een joods meisje in huis opnam.

Hoe is het mijn joodse ouders vergaan?

Nadat ik op Zwanenburg was ondergebracht, is mijn pleegmoeder na een paar maanden en met gevaar voor eigen leven, naar mijn ouders in Amsterdam gegaan om mij te laten zien. Het spreekt tot de verbeelding dat dit korte weerzien afschuwelijk moet zijn geweest.

14 mei 1943 zijn mijn ouders opgehaald en naar kamp Vught gebracht waarna ze op 16 september 1943 naar Westerbork zijn gegaan en vanuit hier zijn ze vrijwel gelijk doorgevoerd naar Auschwitz. Mijn moeder is direct na aankomst omgekomen. Mijn vader heeft, zo heb ik ooit vernomen, waarschijnlijk saxofoon gespeeld in een kamporkest. Het wrange is dat hij enkele dagen na de bevrijding, namelijk op 15 mei 1945 in Bergen-Belsen is overleden.

Op mijn 21e trouwde ik met Frans en kwam op Texel te wonen. Achteraf schenen er geruchten over het eiland te gaan over wie ik eigenlijk was, maar dat ging buiten mij om. Sinds een aantal jaren heb ik de muur om me heen beetje bij beetje weten af te breken. Ik ben mijn ouders dankbaar voor de onmenselijke keuze die ze destijds hebben gemaakt. Door hun besluit kan ik, nu bijna 80 jaar later en als moeder, grootmoeder én overgrootmoeder, mijn verhaal aan u vertellen. Op 18 december jongstleden ben ik met de kinderen in Amsterdam naar het onlangs gemaakte holocaust-namenmonument geweest. De namen van mijn ouders en grootouders heb ik geadopteerd. Toen ik daar stond en de namen las… "Abraham Allegro, 31 jaar”, "Henriëtte Allegro van der Kar, 26 jaar”, was ik voor mijn gevoel, en voor het eerst, heel dicht bij ze.


Ik heb dit op de ochtend geschreven dat Rusland de Oekraïne binnenviel. De oorlog is weer niet ver weg van ons. Ik ben er bang voor.