Eén van de vitrines in de Burghtkerk, met een deel van een grafzerk met merkteken.
Eén van de vitrines in de Burghtkerk, met een deel van een grafzerk met merkteken. Foto: Gerard Timmerman

Van houten kerk tot restauratie

"Michiel, je hebt echt wat gemist." Amateurarcheoloog Govert van Noort stuurde dit bericht in 2019 aan gemeentelijk archeoloog Michiel Bartels over restauratiewerk aan de Burghtkerk. Er mocht maar 20 centimeter diep worden gegraven, maar de bouwers waren veel dieper gegaan. Daarbij waren ze onder meer op enkele grote historische zwerfkeien gestuit. "Gelukkig hebben we de foto's nog."


Bartels vertelde de anekdote bij de opening zaterdag van de presentatie van het resultaat van de restauratie van de Burghtkerk en de tentoonstelling Texels religieus erfgoed en de bijbehorende audiotour. 

De restaurateur, een gecertificeerd bedrijf, had zich niet aan de voorschriften gehouden. Met als risico dat de inmiddels gestorte betonvloer en andere voorzieningen voor de nieuwe koffiekeuken en toiletgroep op last van de Rijksdienst weer zouden moeten worden afgebroken. Maar, als een geluk bij een ongeluk, brak in die periode corona uit, raakte de ambtelijke organisatie ontregeld en liep het met een sisser af. 

"We besloten van de nood een deugd te maken", doelde Bartels op het plan om het puin dat bij het graafwerk tevoorschijn was gekomen te onderzoeken en gebruiken voor een expositie. "Puin en keien vertellen het verhaal van de Sixtuskerk." 

Sixtuskerk is de oorspronkelijke naam van de Burghtkerk, vernoemd naar de zesde paus van Rome. In zijn presentatie liet Bartels de historie van de kerk  de revue passeren. Naar wordt aangenomen stond er 880 tot 1150 een houten kerkgebouw, bescheiden van omvang, met een klokkenstoel. Gebouwd op een bult grond van tweeĂ«neenhalve meter hoog, met grond vermoedelijk afkomstig uit de ringgracht. Vier grote zwerfkeien zouden de fundamenten van de klokkenstoel kunnen zijn geweest. Hard bewijs ontbreekt, maar de aanwijzingen zijn sterk en er stonden destijds meer van dit soort houten kerken. 

Klokkenstoel

Tijdens de volgende periode in de kerkhistorie, van 1150 tot 1250, werd de kerk van tufsteen gebouwd. Dit vulkanische gesteente verwerkten de Romeinen in hun gebouwen. Nadien werd dit hergebruikt, zoals voor de bouw van kerken. In die periode moet de kerk aan de oostkant zijn uitgebreid met een halfronde apsis. Aan de westkant werd op de plek van de klokkenstoel een toren gebouwd. Ook hier ontbreekt hard bewijsmateriaal, maar de aanwijzingen zijn sterk. 

In de periode van 1400 tot tot 1470 werd de kerk van baksteen gebouwd. Zo groeide de kerk stap voor stap. Voor Texelse begrippen een groot bouwwerk, maar op de schaal van Noord-Holland een middelgrote kerk. Tussen 1170 en 1604 onderging de kerk de vijfde fase. Het jaartal 1604 in de toren is veelzeggend. In 1828 kreeg de kerk z'n huidige vorm en veranderde sindsdien maar weinig meer. 

Bartels plaatste de ontwikkeling van de kerk in de context van de tijd en legde verbanden met opgravingen elders in Den Burg, waarbij het oude grachtensysteem werd blootgelegd. Archeologisch onderzoek wijst er op dat de kerk er eerder was dan bewoning in de omgeving van de kerk. Vragen over het verleden zijn er nog te over, niet in de laatste plaats bij de archeologen zelf. Nader onderzoek brengt mogelijk meer aan het licht. 

Veel  is inmiddels wel bekend en, mede met dank aan het graafwerk van de restaurateurs, ook de nodige tastbaarheden. Voorwerpen uit het verleden zijn te zien in de expositie in de Burghtkerk. Zoals een stuk steen met een merkteken. Ingekerfd in een grafzerk. Het is een huismerk dat toebehoorde aan een familie. Ze zijn bijvoorbeeld ook te zien in de Maartenskerk in Oosterend. In een andere vitrine een aflaatakte. Een aflaat was een manier van vermindering van straf in het hiernamaals voor zonden op aarde.

De tentoonstelling duurt tot de herfstvakantie en is te bezoeken op maandag, woensdag en zaterdag van 10:00 tot 16:00 uur.  

Erik van der Spek, voorzitter van het college van kerkrentmeesters, benutte de gelegenheid voor een dankwoord aan de vele instanties en personen die financieel of op andere wijzen hadden bijgedragen aan de restauratie en de expositie.