Afbeelding
Foto: Wim Ploeg

De kant langs

Verwenteld


“Je bent een held!”, zei iemand eens tegen me. Nou, mooi niet. Nog nooit heb ik een iemand uit een brandend huis gered, geen verkeersslachtoffer uit een verwrongen autowrak bevrijd, niemand van de verdrinkingsdood gered en ik heb niet kunnen voorkomen dat iemand zich voor de trein wierp.


Als verslaggever spoedde ik mij bij een alarm wel naar menig onheilsplek. En beschreef, zonder voor de benen te lopen, hoe heldhaftige brandweerlieden, KNRM-redders en ambulancemensen slachtoffers uit hun benarde situaties bevrijdden. Maar zelf een redder?  Nee, ik ben ook nooit in de situatie geweest dat het nodig was. Misschien maar goed ook.


In de oorlog heb ik niet ondergedoken gezeten, ik heb onderduikers geen schuilplaats geboden, ik heb mij niet aan de verplichte tewerkstelling onttrokken, heb niet in het verzet gezeten, niet met gevaar voor eigen leven voor onze vrijheid gevochten of in het noodhospitaal slachtoffers van de dood gered.


Ook daarover heb ik in de krant geschreven. Verhalen over Texelaars die in de oorlog heldendaden hebben verricht, alsof het zo hoorde. En die dat soms met de dood moesten bekopen. Maar zelf toen de held uitgehangen? Nee. Om de simpele reden dat ik de oorlog niet heb meegemaakt. Gelukkig maar. Ik hoop het ook nooit mee te maken.


Vorige week had ik toch het gevoel een goede daad te hebben verricht. Al fietsend door Spang dwaalde mijn blik over het land en bleef hangen op iets dat niet zo hoorde te zijn. Maar wat? Ik keek nog eens goed en besefte wat het was. De poten van een schaap stonden niet naar beneden, maar wezen omhoog. Oftewel: een verwenteld schaap.


Dan is er maar één remedie. Afstappen en zo snel mogelijk het land in om het arme beest rechtop te zetten. Het had geregend, hoe verder ik het land in kwam, hoe drassiger het werd. Het land liep een beetje af en water zoekt nou eenmaal het laagste punt. Op mijn knappe schoenen baggerend door de prut, naderde ik dan toch de omgekeerde ooi.


Ik had het schaap nog niet zien bewegen, als ik maar niet te laat was. Maar gelukkig, vlakbij gekomen bleek er toch leven in te zitten. Ik mocht er dan zijn om haar te redden, de geschrokken ooi moest niets van me hebben en spartelde uit alle macht om zelf overeind te komen. Vergeefs, ze lag in een kommetje en kon geen kant op.


Een klein zetje was genoeg om mevrouw weer op de been te krijgen. Ze schommelde eerst wat heen en weer, om eens flink te gaan piesen. Da’s een goed teken, vertelde een boer mij ooit. Nog wat ontstemd hobbelde de hoogzwangere ooi richting de kudde die tijdens het hele tafereel onverstoorbaar was blijven grazen. Ik sjouwde door het zompige land terug naar mijn fiets en bekeek mijn schoenen. Eén bonk prut. Maar ik had een goede daad verricht en vervolgde mijn fietstocht met een tevreden gevoel.


We weten inmiddels hoe het voelt als je geen kant op kunt. Door corona lag onze hele samenleving een paar jaar op z’n rug. Als een verwenteld schaap konden we geen kant op. Niet met je vrienden naar de kroeg, niet uit eten, niet volleyballen, niet naar de winkel, naar de bioscoop, het theater, de klaverjas-, biljart- en ander club en noem maar op.


Als het goed is geeft de regering ons vanavond een zetje en krabbelen we met z’n allen weer rechtop. Effe piesen en dan weer vol gas er tegenaan.


Gerard