Duiker in actie in de Waddenzee.
Duiker in actie in de Waddenzee. Foto: Archeologie West-Friesland

Drijfhout, deining en dadendrang

Scheepswrakken in de Waddenzee, het zogeheten maritiem erfgoed, zijn al een halve eeuw inzet van een worsteling tussen sportduikers, jutters en wetenschappers en musea. De zorgen zijn, ook na de opening van Kaap Skil in 2012, nog niet voorbij.

De westelijke Waddenzee ligt vol met scheepswrakken. Alleen al tijdens de beruchte “Tesselschade”-storm op 24 december 1593 gingen er van de 140 koopvaardijschepen die op de Rede van Texel voor anker lagen in één nacht 20 naar de kelder. En ook in de twee eeuwen daarna zouden er vele zinken.

Texelaars schoten de schipbreukelingen te hulp, maar haalde som soms ook voortvarend de lading en bruikbare onderdelen van boord. Dit “jutten” op zee en op het strand naar aangespoelde zaken zit tot op de dag vandaag in het DNA van de eilandbevolking”, stelt gemeentelijk archeoloog Michiel Bartels van Archeologie West-Friesland in “Drijfhout, deining en dadendrang”, zijn analyse over vijftig jaar (1970-1920) duikende archeologie rond Texel.

Loodvissers

Veel wrakken zijn inmiddels weggespoeld, slechts enkele zijn afgedekt voor de toekomst. Zo nu en dan spoelen bekende of nieuwe wrakken bloot. Al vele tientallen jaren wordt er rond Texel gedoken op wrakken. In de jaren 1950-1970 waren het “loodvissers” die de Waddenzee stelselmatig afvisten op verhandelbare schatten. Vooral broden lood en kanonnen, maar er werd ook aardewerk bovengehaald. Rijkswaterstaat (RWS) verstrekte concessies aan verschillende partijen. Die maakten onderling wel ruzie, soms tot aan de rechtbank. In 1960 werd 40 ton lood uit een wrak gehaald, waarvan een percentage aan RWS moest worden afgestaan.

Sportduikers

Toen vanaf 1970 het duiken met zuurstofflessen in opkomst kwam, ontdekten ook sportduikers de wrakken en haalden voorwerpen naar boven. RWS gaf duikers toestemming om wrakken leeg te halen. Over de opbrengst moesten de duikers onderhandelen met de Dienst Domeinen. Rivaliserende amateurduikers doken later, zonder vergunning, op dezelfde wrakken. Bartels: “Het ontbrak aan controle, inhoudelijke vraagstelling of enige vorm van administratie of orde. Dit leidde regelmatig tot ruzie, boven en onder water.”

Eind jaren ’70 groeide het besef bij personen en instanties dat de vondsten waardevol archeologisch erfgoed zijn. En binnen archeologisch Nederland dat op de bodem van de zee een “tijdscapsule van onschatbare waarde voor de Nederlandse geschiedenis lag, die langzaam wegspoelde of wordt leeggehaald”. Maar het Rijk bleef vergunningen verlenen, stond de verkoop toe en bleef een deel van de opbrengst innen.

Belangrijk initiatief tot opwaardering van het archeologisch erfgoed kwam van leden van de in 1973 opgerichte Duikclub Texel, met een politieke actie om te laten zien dat waardevol erfgoed verkwanseld raakte en dat ze dat een betreurenswaardige zaak vonden. Ze zochten een geschikte plek om opgedoken kielbalken, kaapstaanders, braadspitten, etc. op te slaan en zo mogelijk te exposeren.

Het proces kwam in een stroomversnelling door de ontdekking en het deels leeghalen van het zogenaamde “Palmhoutwrak”

Patstelling

Er was sprake van een patstelling: de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB, nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), waar vondsten moesten gemeld, hield zich niet bezig met de Waddenzee. Duikclub Texel wilde een eind maken aan het clandestiene duiken, wilde nauw samenwerken met beroepsarcheologen en had te weinig opslagcapaciteit en mogelijkheden om vondsten te conserveren. 

Toeristisch erfgoedbeleid

Wens van de gemeente was en is om tot initiatieven te komen op het gebied van toeristisch erfgoedbeleid en dit te financieren uit toeristische inkomsten. Stichting Texels Museum (STM) zag toen weinig heil in de maritieme opslag en hikte aan tegen de torenhoge kosten van het conserveren van opgedoken vondsten en het wettelijke accepteren van zonder vergunning opgedoken en aangeleverde vondsten.

Als voorlopige oplossing ontstond in 1979 het plan voor opslag van maritieme vondsten in een voormalige wierschuur in Oudeschild, bij de molen. In 1980 opende Maritiem en Juttersmuseum Texel, voorloper van Museum Kaap Skil.

Het ministerie ontving toen vanaf Texel het verzoek dat Duikclub Texel een legale en zichtbare rol zou krijgen. Dit werd afgewezen. In 1981 kreeg de duikclub alsnog vergunning voor het “opgraven en opvissen van voorwerpen uit de Waddenzee”. In de praktijk ging het zo dat duikers hun vondsten schriftelijk meldden bij de gemeente en een deel van de voorwerpen overdroegen aan het museum.

Springladingen

Intussen liepen wrakken, onder meer door intensievere boomkorvisserij, meer schade op. De scheepsresten waren makkelijker te bereiken, sommige duikers gebruikten zelfs springladingen om het zand te verwijderen. Ook dit pleitte voor meer gestructureerde onderwaterarcheologie.

Stimulerende factor manifesteerde zich in de persoon van maritiem archeoloog Thijs van Maarleveld, door CRM aangesteld als medewerker onderwaterarcheologie. Hij startte met een team van professionals, studenten en sportduikers een duikproject naar een 17e eeuwse koopvaarder, met de werknaam Scheurrak T24. De Phileas Fogg van sportduiker Hans Eelman werd daarbij ingezet en samen met initiatiefrijke duikers als Jac Betsema en Flip Duinker werden tal van vondsten boven gehaald. De aanstelling van Van Maarleveld in 1984 als coördinator Archeologie Onder Water droeg bij aan het streven naar meer discipline en samenwerking door duikers.

Samenwerking

Het duikwerk heeft geleid tot veel kennis over de lading van de schepen, de schepen zelf en scheepvaart. Diverse groepen participeerden, ook in het ondersteunend beleid, niet zelden op hun eigen manier. Door de jaren heen is met wisselend succes getracht tot orde en samenwerking te komen.

Duurzame zorg voor het maritieme erfgoed in het algemeen belang en met een publieke taak ging veelal ten onder in onderlinge interne twisten, gebrek aan budget en haperende voortzetting van ingezet beleid. Deze situatie leek met de opening van museum Kaap Skil doorgehakt. Niets bleek echter minder waar.

In 2016, toen de gemeente Texel zich als eigenaar van het bodemarchief in de Waddenzee actief in de gang van zaken ging mengen, bestond er nog steeds een kakelbonte stoet aan duikers, duikgroepen en collecties uit vele wrakken die op een volledig willekeurige manier werden beheerd, cadeau gedaan, verkocht, onderling waren verdeeld of geruild, of simpelweg waren weggegooid of weggerot.

Van systematische aanpak of archivering van gegevens met als doel de tijdscapsules te onderzoeken, bleek nog steeds in veruit de meeste gevallen geen sprake. 

Het proces kwam in een stroomversnelling door de ontdekking en het deels leeghalen van het zogenaamde “Palmhoutwrak” in 2015 door diverse groepen Texelse duikers. De oogverblindende maar ook verbijsterende 17de-eeuwse inhoud van dit wrak maakte duidelijk dat de wal het schip keerde en overheden, museum en duikers de handen ineen moesten slaan om de vondsten wereldkundig te maken en een verstandiger beleid op de waterbodem uit te stippelen.

Dadenrang

Inmiddels adviseert Archeologie West-Friesland behalve over de land-archeologie ook over het natte deel van de gemeente. Bartels: "Het werd tijd om terug te kijken naar het verleden waar met veel dadendrang en deining de huidige situatie tot stand is gekomen. Het is te hopen dat gezien het diverse verleden in de komende jaren de Texelse maritieme archeologie zich verder ontwikkelt naar een verantwoorde, goed gecoördineerde en inhoudelijk sterke discipline. Het doel moet zijn om kennis van ons maritiem erfgoed te vergroten, dit uit te dragen en zoveel mogelijk het behoud ervan te borgen."

Foto's: Historische Vereniging, Carl van Dijk, DCT en Texelse Courant.

1985: Texelse duikers halen het kanon van oorlogsschip De Rob, gezonken in 1640, boven water.
1982: Initiatiefrijke duikers, vlnr: Hans Eelman, Flip Duinker en Jac Betsema.
Houten tonnen op de zeebodem uit het Schervenwrak. (Foto Carl van Dijk)
Pomanders van goud filigraan, behorende bij kleding, gevonden in het Palmhoutwrak.
Scan van restanten van het Vijzelwrak (af. Periplus Amsterdam)