Jaap Dros.
Jaap Dros. Foto:

Bondswedstrijd na Ouwe Sunterklaes

Toen ik nog een jonge man was en er vrolijk op los leefde, was ik ook een uitbundig vierder van het Ouwe Sunterklaesfeest. Mijn broer Nico en ik hesen ons jaarlijks in obscure vermommingen, die veelal geen enkele verwijzing bevatten naar de Texelse samenleving, maar die waren samengesteld uit ouwe kleren die op zolder in een grote kist opeen gepropt zaten en waaruit wij dan een intrigerende, bonte maskerade trachtten samen te stellen. Tijdens de verkleedpartij werden betekenissuggesties gedaan, waarbij welke hoed dan ook al voldoende was om jezelf of de ander tot Rawhide of de Singing Detective uit te roepen. We waren wel zo pragmatisch ingesteld dat we geen maskers droegen die het drinken zouden bemoeilijken en ook moest het allemaal enigszins comfortabel zitten en niet te warm wezen, zodat we in het café een prettige bewegingsvrijheid hielden. Belangrijk was ook dat we voor de vrouwen er nog een beetje aantrekkelijk uitzagen, dus een zwaar beschilderd gezicht met nog niet eens droge verf bijvoorbeeld, was uit den boze.


Ik weet niet precies meer welke persoon ik dat jaar trachtte uit te beelden, maar het was in ieder geval een vrouw, dus met wat make-up werd ik nog knapper gemaakt dan ik van mezelf al ben en ineens deed iemand de suggestie dat ik met fel gelakte rode nagels helemaal een top outfit zou hebben, omdat het zo mooi zou staan bij de zwoele sjaal die om mijn hoofd gebonden was. En aldus geschiedde en in bizarre travestietenuitdossing toog ik met Nico richting de kroeg.


“Wel vervelend dat ik morgenmiddag een zware schaakmatch met En Passant moet spelen voor de externe competitie”, zei ik tegen hem, “Ik moet misschien een klein beetje met de rem erop het feest in, anders gaat het morgen natuurlijk helemaal mis”.


Ah joh, lul niet, het is maar één keer Ouwe Sunterklaes

“Ah joh, lul niet, het is maar één keer Ouwe Sunterklaes, wat kan jou dat schaken schelen, we gaan er vanavond gewoon tegenaan”, pareerde Nico mijn goede voornemens, want in zijn witte jas met stethoscoop en dokterstas hoopte hij als de knappe dokter Rossi (‘Drossie’) uit Peyton Place op een nacht vol zustertjesjacht zonder grenzen.


Het was ook bijzonder gezellig en het duurde niet eens tot middernacht voordat ik de hele schaakmatch vrijwel vergeten was en, als die dan toch door mijn hoofd ging, werd die terugbracht tot: ‘Ach, we zien wel’. Het is ook beter niet verder in te gaan op alles wat die nacht allemaal voorviel, maar het feestgedruis, na het cafébezoek met een groep voortgezet bij een bevriende straatslijper thuis, duurde tot rond een uur of acht in de morgen, waarna we tenslotte gebroken en zwaar beschonken de kooi opzochten. Ik had nog net de tegenwoordigheid van geest de wekker op twaalf uur te zetten.


Toen ik door het apparaat wakker werd gerammeld kon ik mijn hoofd nauwelijks optillen vanwege het pak spijkers dat daarin was uitgestrooid, maar ik sleepte me naar de douche en trachtte onder het hete water een beetje bij te komen, ondertussen mezelf vervloekend dat ik het zo bont had gemaakt. Hoe kon ik ooit in deze belabberde conditie een fatsoenlijke partij spelen? Plotseling viel mijn oog op mijn felrood gelakte nagels……


“O jee, die troep moet ik er ook nog af zien te krijgen en over minder dan een uur begint de wedstrijd al’, jammerde ik wanhopig om onmiddellijk daarna in één ondeelbaar moment een briljante inval te krijgen. Schakers zijn natuurlijk dè kleinburgers bij uitstek, ouwe mannetjes die met vijf euro naar de club gaan om daar een potje te spelen, ze houden van rust, niet van gekkigheid, kortom van een ordelijke, rustige speelsfeer in de zaal.


Daarom vroeg ik me af wat het effect op mijn tegenstander zou zijn als ik wel in gewone doorsneekleding, maar mèt mijn tien felrode nagels, mijn partij zou spelen. Ik vermoedde verwarring over zoveel openlijk geëtaleerde homoseksualiteit met als beoogd neveneffect een concentratieprobleem bij de tegenstander, die natuurlijk geen weet had van het Ouwe Sunterklaesfeest van de nacht ervoor.


Aan het eerste bord trof ik precies de door mij gewenste tegenstander: toen we tegenover elkaar plaatsnamen achter de stukken vielen de ogen van de brave, in pak met stropdas geklede zestiger bijna uit hun kassen. Hij zei niets, keek zuinig en misprijzend alsof er een onwelriekend luchtje in de zaal hing en vermeed nadrukkelijk mij aan te kijken en zocht daarna verholen oogcontact met zijn ploeggenoten om hen te laten weten dat hij vandaag tegen een idioot, vermoedelijk een homoseksueel, moest spelen.


Om zijn blik geen kans te geven mijn nagels te ontwijken, zat ik dan weer eens met de ellenbogen op tafel met mijn hoofd tussen beide handen die mijn wangen bedekten en dan weer vouwde ik mijn handen ineen en legde mijn onderarmen op tafel langs het bord, maar steeds zo dat alle tien de nagels goed zichtbaar waren voor mijn ongelukkige tegenstander, die vergeefs probeerde zich op de stelling te concentreren. 

Al vóór de twintigste zet maakte hij een lelijke uitglijder. Ondanks mijn kloppende slapen, speelde ik niet eens zo slecht en ik wist hem zo in het nauw te drijven, dat al snel een tweede fout volgde en ik een vol stuk won, waarna hij opgelucht opgaf, blij verlost te zijn van de stuitende rode aanblik die zijn schaakmiddag had bedorven. Hij spoedde zich naar buiten om even een frisse neus halen en zoveel bandeloosheid door de decemberwind van zich af te laten blazen. Toen ie later de zaal weer in kwam wilde hij niet met me analyseren en ook niet vluggeren. Maar ik had het punt binnen en dat was een goede reden om ’s avonds met diezelfde rode nagels de kroeg weer in te duiken om nog even flink na te klazen.


Jaap Dros

Naschrift redactie: Met Jaap is afgesproken niets aan zijn column te veranderen. Daarom respecteren we ook zijn schrijfwijze van Ouwe Sunderklaas, waar hij desgevraagd over uitlegt: "Voor zover ik weet zijn er geen vaste regels en redenen voor pogingen een dialect of woorden daaruit in een soort fonetische spelling weer te geven: in dit geval is het een poging de Texelse langgerekte, wat lijzige aa-klank weer te geven door middel van ‘ae', om te laten ‘zien' dat het niet helemaal de normale lange a-klank is."