Afbeelding
Foto: Eigen foto

Puber(t)aal

Wanneer u deze column leest, zit de toetsweek voor de bovenbouwleerlingen er (bijna) op. Voor Nederlands stond het onderdeel formuleren op het programma. Eén van mijn favorieten, echter niet van alle leerlingen. We behandelden de afgelopen weken acht verschillende formuleringsfouten: tautologie, contaminatie, pleonasme, dubbele ontkenning, onjuiste herhaling, incongruentie, dat/als-constructie en foutief verwijzen. Vooral van die eerste fouten, snapt mijn vriend – en de leerlingen met hem – niet waarom ze zo heten. Bij de leerlingen is het soms al een uitdaging dat ze die namen foutloos schrijven, zeg maar. 

Vergeet het nachecken (niet)!


Voor u hierbij een gratis snelcursus formuleren. We beginnen bij de zogeheten dubbelop-fouten. Hieronder vallen de vijf eerstgenoemde. Bij een tautologie wordt twee keer een ander woord met dezelfde betekenis gebruikt, een synoniem dus. Van belang is dat deze woorden uit dezelfde woordgroep komen, dus bijvoorbeeld allebei een werkwoord of allebei een zelfstandig naamwoord. Bij een pleonasme geef je te veel informatie over een woord, vaak in de vorm van een bijvoeglijk naamwoord. Een eigenschap of kenmerk wordt hierdoor benadrukt. Een contaminatie is een vervlechting van twee woorden of uitdrukkingen, waardoor het gebruik foutief wordt. Bij een dubbele ontkenning vind je vaak een werkwoord met een negatieve lading in een zin en staat er ook nog een ontkennend woord in. Een onjuiste herhaling houdt in dat een woord ten onrechte twee keer in een zin staat, dit komt vaak voor bij korte woordjes. 


We vervolgen met de drie andere fouten. Incongruentie betekent ‘niet in overeenstemming met elkaar’, het heeft hier betrekking op de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Deze dienen allebei in enkelvoud of allebei in meervoud te staan. Bij de dat/als-constructie staan de woorden dat en als, of woorden met ongeveer dezelfde betekenis, direct achter elkaar, terwijl de voorwaarde achteraan in de zin hoort te staan. Foutief verwijzen betekent dat er een onjuist verwijswoord richting een zelfstandig naamwoord gebruikt wordt. In de klas leg ik dit meteen met voorbeelden uit hoor! Maar dan wordt het onderstaande raadsel voor jullie wel erg eenvoudig. 


Een groot aantal leerlingen hebben moeite met het herkennen van deze fouten. Maar het overzicht die hierboven gegeven wordt, helpt echter vaak wel. Aan een duidelijke uitleg, hebben ze vaak veel aan. Leerlingen ontmoedigen om de toets niet goed voor te bereiden, helpt niet. De ervaring leert dat als de leerlingen goed oefenen, zij de verkeerde fouten sneller herkennen. Nachecken van het gemaakte werk, raad ik ook altijd aan. 


En, heeft u de acht verschillende formuleringsfouten in bovenstaande alinea gevonden? U kunt ze laten controleren door uw (klein)zoon, klein(dochter), neefje, nichtje, buurjongen of buurmeisje. Zolang deze maar in havo 4 zit. Als het goed is, zijn zij inmiddels namelijk experts op dit gebied. 


Marlieke Daals

Docente Nederlands OSG De Hogeberg


Wie de antwoorden wil hebben, kan een mailtje sturen naar:

job@texelsecourant.nl.