Een bekend beeld van het Texelse strand na een storm: de golven hebben flinke happen uit de duinen genomen.
Een bekend beeld van het Texelse strand na een storm: de golven hebben flinke happen uit de duinen genomen. Foto: Menno Heijn

De eeuwige strijd tegen de vraatlust van de waterwolf

“De duinafslag aan de westkant van het eiland moet worden gestopt. Ondanks de miljoenen die er jaarlijks aan worden besteed, verdwijnen telkens grote hoeveelheden duinzand in zee. De toestand begint nu zeer verontrustend te worden (…)”

Alarmerende woorden van burgemeester Engelvaart in het eindejaarsinterview in de Texelse Courant van 29 december 1978. De toestand was zo ernstig dat hij vreesde dat de Mokslootvallei ‘spoedig’ onder water zou lopen – “met alle gevolgen voor de waterwinning en het natuurgebeuren”. Ook De Muy werd serieus bedreigd. “(…) en dan praat ik nog niet eens over het kampeerterrein Kogerstrand met zijn voor Texel grote economische betekenis”.


De kop boven het interview klonk even daadkrachtig als ambitieus: “Belangrijke opdracht voor 1979: Definitief eind maken aan kustafslag”. De werkelijkheid bleek een stuk weerbarstiger. Ruim 42 jaar later, op 5 februari 2021, kopt de Texelse Courant: “Definitieve bescherming paal 9”. Met daaronder: “Gemeente, Rijkswaterstaat en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gaan met elkaar bekijken op welke wijze de kust bij paal 9 definitief tegen afslag kan worden beschermd.” Kennelijk was het ‘definitief’ van Engelvaart toch moeilijker te realiseren dan gedacht…

Van alle tijden

Veel verbazing zal dat niet wekken, want kustafslag is een onderwerp van alle tijden. In het tijdschrift van de Historische Vereniging van december 2020 besteedt Arthur Oosterbaan uitgebreid aandacht aan klimaatveranderingen en de gevolgen voor het Waddengebied. Na de relatief warme Romeinse tijd werd het vanaf het jaar 800 een stuk kouder, maar tussen 800 en 1200 was het vochtig en ongeveer net zo warm als nu, schrijft hij. Daardoor steeg de zeespiegel en sloeg rond Texel en Wieringen veel land weg. Het Almere – tot dan toe een groot zoetwatermeer – groeide uit tot de Zuiderzee en op diverse plekken ontstonden zeegaten: het Zijpe bij Petten, het Heersdiep bij Callantsoog, het Marsdiep, het Anegat tussen het oude Texel en Eierland en het Eierlandsche Gat tussen Eierland en Vlieland. Zo ook werd Texel rond 1170 een eiland.


Vanaf de veertiende eeuw begonnen de bewoners zich teweer te stellen door dijken te bouwen. De eerste waren niet veel hoger dan een meter, zoals in 2017 werd ontdekt bij werkzaamheden bij De Schans. Daarmee werd de zee natuurlijk niet getemd. Ook in de Kleine IJstijd – van circa 1430 tot halverwege de negentiende eeuw – bleven dijken breken. De bewoners reageerden door ze steeds hoger te maken: van amper drie meter in de vijftiende eeuw tot bijna acht meter in de twintigste eeuw. 

“De gemeenschap tusschen den Hoorn en den Burg wordt met sloepen onderhouden”

De meest rampzalige

Overstromingen hadden ernstige gevolgen. Op 3 februari 1825 brak de dijk van De Grie, een poldertje bij Den Hoorn. Oosterbaan noemt de doorbraak “de meest rampzalige in de Texelse geschiedenis”. Uit de ’s Graavenhaagsche Courant van 11 februari van dat jaar citeert hij: “Den 5. dezer, was een groot gedeelte van het eiland Texel als in eene zee herschapen, en was men bezig de landlieden, die zich in den grootsten nood bevonden, met de reddingboot in veiligheid te brengen. Aldaar is veel vee omgekomen, in een enkelen stal zijn, onder anderen, 150 schapen verdronken (…)’”


Een dag later schreef de Arnhemsche Courant: “Alle de lage landen aldaar staan onder water; de gemeenschap tusschen den Hoorn en den Burg, wordt met sloepen onderhouden. De dijken langs het geheele eiland hebben veel geleden, hetwelk eene allerimportantste schade veroorzaakt.


Van recenter datum is de strijd om De Volharding, een stuk wad bij De Cocksdorp dat in 1846 werd ingepolderd. Al in 1862 brak de dijk en dat gebeurde daarna nog veel vaker. Onder het kopje ‘De Waterwolf’ schreef de Texelse Courant op 8 augustus 1925: “Met de dag loopt de dijk van het poldertje ‘de Volharding’ meer gevaar en zeker is de tijd niet ver af, dat hij het zeewerend werk opgeeft en voor meer of minder groot gedeelte wegzakt in ’t zilte nat, dat hem de voeten spoelt.” De doorbraak kwam inderdaad, op 10 oktober 1926, waarna de dijk niet meer werd hersteld en daarmee het poldertje werd opgegeven.

De Waterwolf

Wie door het digitale archief van de Texelse Courant struint, ontdekt al snel dat kustbescherming een moeizaam proces is, waaraan misschien wel nooit een einde komt. Wat wel verandert, is de terminologie. Vanaf de eerste edities in de jaren tachtig van de negentiende eeuw tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd de dreiging verbeeld in de vorm van een mythisch dier. “De strijd tegen de waterwolf”, “Houdt de waterwolf in bedwang” en “De waterwolf vreet verder” zijn dreigende koppen uit de jaren dertig.


In die tijd bestonden grote zorgen. In de raadsvergadering van december 1931 werd de toestand ‘hachelijk’ genoemd. Op twee plaatsen bij de vuurtoren waren gaten van 50 meter geslagen. Raadslid Bruin vroeg om een onderzoek en raadde aan “de Minister telefonisch van het resultaat in kennis te stellen”. Zijn collega Epe verzekerde dat ‘de Waterstaat’ al op de hoogte was, waarna Dogger vroeg: “En als het rijk ons nu eens verwaarloosde?” Waarop wethouder Keijser antwoordde: “Als de Zuiderzee eerst maar dicht is, werd ons gezegd, zal het op Texel met de duinen zoo’n vaart niet lopen.”

Levensgevaarlijk

Het voert veel te ver hier een compleet overzicht te geven van wat er sinds 1887 in de Texelse Courant allemaal over de kustafslag is geschreven – je zou er een paar mooie boeken mee kunnen vullen –, maar het is verleidelijk om te citeren. Bijvoorbeeld uit de krant van 6 maart 1935. De schrijver heeft een bezoek gebracht aan de noordoostkust van het eiland en is daar duidelijk van geschrokken. “Het strand loopt in zee vrij steil af; het wordt onderspoeld en keer op keer vallen eenige meters daarvan aan het snelstroomende en steeds wegvretende water ten offer. Borden met ‘Levensgevaarlijk wegens zandafschuiving’ duiden daarop. Oppassen is de boodschap.


Hij schrijft de zaken al dertig jaar te volgen. “(…) met belangstelling en de laatste jaren met toenemende zorg, want volgens mij zal Eierland in de nabije toekomst ernstig gevaar loopen, wanneer niet met krachtige hand aan deze vernieling paal en perk wordt gesteld. (…)" Opgewonden vervolgt hij: "Hoe het mogelijk is dat hier niet ENERGIEK  wordt aangepakt om ’n ramp te verhoeden, is mij een raadsel. Het komt mij noodzakelijk voor, dat bevoegde instanties op dit gevaar attent worden gemaakt. Laten Eierland en de Gemeente gezamenlijk van de toren blazen, gezamenlijk de noodklok luiden. De verbijsterende vernieling, welke de zee hier in enkele jaren tijds heeft aangericht, wettigt krasse maatregelen. (…) Reeds lang is ‘op zijn Hollandsch’ de kat uit de boom gekeken.”

Onrust verdwenen

Spraakmakend was een gebeurtenis in december 1940, waarbij aan de zuidkant een complete zandplaat verdween. “Het is haast niet te gelooven, maar toch is het volle waarheid: Onrust, naar welks duin velen wel eens al dan niet een geslaagde tocht ondernomen hebben, is weggespoeld. Dat heeft de krachtige storm van vorige week op z’n geweten. Velen hielden, toen dat heerschap zoo te keer ging, hun hart vast en dachten: ‘Arme zeelui!’ Maar wie zal aan dat ‘arme Onrust’ gedacht hebben? Neen, over die duinknoest maakten we ons geen zorg. Die stond er al ons leven lang, die dreef met elke storm de spot, die kon een stootje hebben. ’t Was trouwens een honderd pct. ‘natuurkind’. Onrust is ‘vanzelf’ ontstaan, Onrust is zonder dat menschenhanden er aan te pas zijn gekomen, ten ondergegaan.

Kunstmatige duinen

Heel af en toe was er ook hoopgevend nieuws. Zoals in 1948, toen de krant van 26 mei op de voorpagina berichtte over pogingen van Rijkswaterstaat om kunstmatig duinen te vormen. Dat gebeurde onder meer op de Hors. “Hier ligt een zandvlakte van ongeveer 4 x 2 km, die met stormvloed onderloopt. In dit gebied, te midden der krijsende meeuwen, worden pogingen aangewend om een duinpolder te vormen. Reeds eerder had men dit geprobeerd, doch zonder succes. Tijdens de oorlog stond dit werk stil, evenals al het onderhoud van onze binnenduinen en hoe deze daar onder geleden hebben is vandaag de dag nog te zien aan de vele diepe inhammen.


Rijkswaterstaat werkte met “het aanbrengen van kruisschermen van riet, waardoor kleine zandheuvels ontstaan, die na verloop van tijd met duin beplant worden, zodat er kleine duintjes ontstaan”. Overigens zou de grootste verandering zich er pas ruim tien jaar later voordoen, nadat door de aanleg van een stuifdijk de Horsmeertjes ontstonden. 

Duitse bunkers in zee

In de krant van 27 juli 1949 lezen we dat de firma Daalder uit Alkmaar bij het reddingboothuis van De Cocksdorp was begonnen met de uitbreiding van het bestaande bolwerk, een versteviging met bazaltzuilen. Dat was dringend noodzakelijk, want sinds 1921 was daar over een lengte van 1600 meter “gemiddeld 320 duin en vlak land weggeslagen”.


 “Leg een dam tussen Texel en Vlieland”, betoogde ene R. Idenburg een maand later in een uit Het Parool gekopieerd artikel. Daarin schrijft hij dat “door het samenspel van natuurkrachten” telkens “grote stukken van het eiland worden weggeslagen”. Gevolg is dat op dat moment, niet meer dan vier jaar na de oorlog, al veel Duitse bunkers op het strand en bij vloed in zee lagen. “Deze bunkers zelf zijn weinig verplaatst, maar de fundering is eronder weggeslagen, soms in één keer, soms heel langzaam.


Idenburg betoogde dat hard ingrijpen nodig was. Rijkswaterstaat keek al ongerust naar de vuurtoren, die vier jaar eerder in de Russenoorlog door beschietingen zware schade had opgelopen en nog maar net hersteld was. Op allerlei manieren werd hard gewerkt om de gevaren te bestrijden, onder meer met zinkstukken. “Maar beter nog en werkelijk afdoende, zo denken sommige knappe koppen, is een definitieve oplossing van de moeilijkheid: een dam tussen Texel en Vlieland. De afsluiting van het Eierlandse Gat. Het moet er toch eens van komen. Waarom dan niet nu?

Een groots plan

Een noordwesterstorm op 12 februari 1965 veroorzaakte grote schade. “Vooral omstreeks vijf uur ’s middags, toen het natuurgeweld zijn grootste kracht had en het water zijn hoogste peil bereikte, boekten de aanstormden golven een succes dat ze in jaren niet gekend hadden. Het zand stortte soms met tientallen kubieke meter tegelijk in het water en in weinige uren was de kustlijn op enkele plaatsen meer dan 25 meter landinwaarts verplaatst.

Gememoreerd wordt dat Rijkswaterstaat bij paal 12 een grote zanddijk had aangelegd om het binnendringen van zeewater in het waterwinningsgebied te voorkomen. En in vette letters: “De dijk heeft Texel nu voor een catastrofe behoed, want het zeewater stond er tegenaan! Het is niet moeilijk zich voor te stellen wat er met het leidingwater op Texel zou gebeuren als het winninggebied door zeewater overspoeld zou zijn.

De Slufter als binnenzee

In de Texelse Courant van 30 november 1973 staat een paginagroot stuk over de plannen om “de duinen rond de Slufter tegen de vraatlust van de waterwolf te beschermen”. Die waren hard nodig, volgens Rijkswaterstaat, omdat de Sluftervlakte waterstaattechnisch als zee moest worden beschouwd. Het gebied veranderde bij storm en extra hoog tij regelmatig in een binnenzee, die voor grote schade zorgde.


In hetzelfde artikel gaat het over de investeringen om de zuidoostkant van het eiland te beschermen. “In de loop der jaren is hier al voor vermogens aan zinkstukken gelegd.” Een nieuwe investering van 1 miljoen gulden was nodig. Op het strand bij Den Hoorn waren palenrijen geplaatst die het strand breder zouden moeten maken. Ondertussen ging de aanleg van de klassieke strandhoofden ‘onverdroten’ door en werd voor 800.000 gulden steen uit België aangevoerd.

Gezinnen geëvacueerd

Nog geen maand later bracht de Texelse Courant opnieuw alarmerend nieuws. In vier weken was er meer duinafslag geweest dan normaal in tien jaar. Op sommige plekken verdween 30 tot 35 meter in zee. Bij paal 9 was het zelfs zo erg dat rekening werd gehouden met het totaal verdwijnen van de buitenste duinenrij, wat ‘een ramp’ zou betekenen voor het waterwingebied dat erachter lag en daarmee voor de drinkwatervoorziening op het hele eiland. “Bij Rijkswaterstaat heeft men nu alarm geslagen en met spoed geld gevraagd om de bedreigde duinenrij aan de landzijde te kunnen verzwaren.


Strandpaviljoenhouder Piet Vlaming had zijn paviljoen juist op tijd naar een veiliger plek overgebracht. “De grond waarop het vorige maand nog stond, is bij de laatste storm naar beneden gestort. Bij die gelegenheid is ook een half uit het zand stekende bunker naar beneden gekomen en is een nieuwe bunker zichtbaar geworden.


Op de eerste zaterdag van 1976 werd Texel getroffen door een van de zwaarste stormen uit de recente geschiedenis. Vooral aan de oostkant van het eiland was de paniek groot. Achter de molen van Het Noorden stond het water op een gegeven moment maar dertig centimeter onder de kruin en besloot burgemeester Sprenger 132 gezinnen uit de polder en de laaggelegen gedeelten rond Oosterend te evacueren. De afslag aan de westkant was heviger dan ooit. Bij de vuurtoren verdween dertig tot veertig meter duin en rond de toren raakte de steenglooiing beschadigd.

Burgemeester slaat alarm

Eind 1978 was de situatie zo bedreigend, dat burgemeester Engelvaart alarm sloeg. Aan de zuidkant dreigde de Mokslootvallei onder te lopen, waardoor de waterwinning serieus in gevaar kwam. Bij De Koog restte nog een smal richeltje tussen de zee en kampeerterrein Kogerstrand en iets noordelijker zag het er somber uit voor natuurgebied De Muy. Aan krasse maatregelen viel niet te ontkomen. Zelfs werd gedacht over een asfaltglooiing langs de hele Texelse kust, zoals bij de vuurtoren al was aangelegd. Maar veel enthousiasme konden de burgemeester en ook de deskundigen van Rijkwaterstaat daarvoor niet opbrengen. “Ongetwijfeld zou een loodrechte damwand langs de hele kust het gewenste effekt sorteren, ware het niet dat we het strand in zijn huidige vorm zo graag willen bewaren. Het brede, natuurlijke zandstrand zonder ‘kunstwerken’ is een van de belangrijkste aantrekkelijkheden van Texel.

Zandsuppletie

De enige voor iedereen aanvaardbare manier om de zee terug te dringen, leek een nieuwe, revolutionaire manier: het verhogen van het strand. “Zandsuppletie houdt in het aanvoeren van grote hoeveelheden zand vanuit de Noordzee naar Texel. Iets wat eeuwenlang vanzelf is gebeurd, moet nu door mensenhanden (lees: zandzuigers, zandtransportschepen, etc.) tot stand worden gebracht. Texel moet weer groter worden. Dat is een gigantisch en kostbaar projekt. Technisch is het mogelijk. Financieel ligt het wellicht minder makkelijk, maar de praktijk wijst uit dat dergelijke werken een hoge prioriteit kunnen krijgen. Want het is tenslotte een kwestie van landsverdediging.


De burgemeester voorzag dat het een kwestie van lange adem zou worden. Dat viel echter mee, want met enige trots schrijft de krant van 15 juni 1979 dat “nog deze zomer” wordt begonnen met de eerste suppletie. Tussen de vuurtoren en De Slufter zou in totaal 3 miljoen kubieke meter zand worden opgespoten, waardoor het strand ter plekke viereneenhalve meter hoger zou worden. “Het is een groot en voor Texel uniek project, waarmee vele miljoenen guldens zijn gemoeid.


Het leek bijna een sprookje. Bovendien waren er bij de aanbesteding de nodige strubbelingen en had aannemer Van Oord bij de werkzaamheden regelmatig te kampen met pech en oponthoud, wat op Texel voor de nodige scepsis zorgde. Maar op 14 september 1979 schrijft de Texelse Courant opgetogen: “De eerste kilometer van het kunstmatige strand bij de vuurtoren is klaar. Wie deze omgeving voor het eerst sinds bijna een maand bezoekt, kijkt zijn ogen uit. Het smalle, lage strand is veranderd in een uitgestrekte zandwoestijn, 250 meter breed.”


Diep onder de indruk doet de verslaggever uitgebreid verslag van de werkzaamheden, die met groot materieel werden uitgevoerd en dag en nacht doorgingen. “Hoewel de zandsuppletie vlotter zou kunnen verlopen, maken de mannen van Van Oord de Hollandse reputatie op het gebied van de zandzuigerij volkomen waar. Er wordt georganiseerd, hard en eendrachtig gewerkt door de 25 mensen, die er voortdurend mee bezig zijn. (…) Het is een bijzonder slag mensen (…): zwijgzaam, ruw, berekenend en in staat tot improviseren en het nemen van snelle beslissingen. Er staan grote bedragen op het spel en daarvan lijkt ieder hevig doordrongen te zijn. De spanning is voelbaar.

Huzarenstukje

Sinds dat eerste huzarenstukje zijn ruim veertig jaar verstreken. Rustig werd het in die periode nooit. Maar iets meer dan een jaar later meldde de krant dat Texel door een storm weer tien hectare kleiner was geworden en de suppletie alweer voor een groot deel in zee lag. In 1984 kon alleen met man en macht worden voorkomen dat strandpaviljoen Paal 9 in de golven ten onder ging en in 1995 werd bij de vuurtoren een 825 meter lange dam aangelegd, een unicum in Nederland. 


In augustus 2000 becijferde Rijkswaterstaat dat er sinds de eerste suppletie 21 jaar eerder in totaal 25 miljoen kubieke meter zand op de Texelse kust was gespoten. Nog eens 21 jaar later wordt er nog steeds regelmatig gesuppleerd. Afgelopen voorjaar werd het strand tussen paal 9 en paal 13 versterkt met één miljoen kubieke meter strand. In de zomer lag het werk stil, maar daarna werden de werkzaamheden hervat, met suppleties van de vooroevers – dus niet óp, maar vlak voor het strand – tussen de palen 14 en 23 en 25 en 28. Hier gaat het om 4,2 respectievelijk 1,5 miljoen kuub zand.


Hoewel met harde wind nog regelmatig grote hoeveelheden zand in zee spoelen, is van paniek nooit meer sprake. Koppen als "De toestand wordt critiek” (1934), "Waterwolf bedreigt vuurtoren” (1953) en "Bij noordwesten wind was een ramp op Texel gebeurd” (1990) zal je niet meer lezen. Maar al duidelijker wordt dat het slim is om na te denken over maatregelen die een langer effect hebben dan een paar jaar. Zeker bij paal 9, waar de vaargeul Molengat grote hoeveelheden zand blijft wegvreten, waardoor dit strand al "het duurste stukje Nederland" wordt genoemd.


Wordt ongetwijfeld vervolgd.


Joop Rommets

Met man en macht werd begin 1984 ternauwernood voorkomen dat strandpaviljoen Paal 9 in zee verdween.
Al tientallen jaren geldt zandsuppletie als de belangrijkste remedie tegen kustafslag.