Afbeelding
Foto: Eigen foto

Puber(t)aal

Mijn kofschip

“Mevrouw, gaat het goed met u?” “Jawel, waarom zou het niet goed met mij gaan?” “Nou, u kijkt zo wanhopig.” “Gek he, als twintig van de zevenentwintig het huiswerk niet hebben gemaakt. Maar verder gaat het prima.” “Oh ja, dat snap ik mevrouw, sorry. Het ligt niet aan u hoor, maar we hadden zoveel huiswerk en een toets dus ik moest kiezen.” 


Niet echt handig, bij opdrachten over werkwoordspelling. Sowieso niet handig om het huiswerk niet te maken, maar dit onderdeel leer je alleen door het te oefenen. Tijdens de les stond het mondeling nabespreken van de opdrachten op het programma met als gevolg dat veel leerlingen moesten improviseren. Eigen schuld, dan moet je werk maar in orde zijn. Toch help ik ze dan wel altijd een beetje op weg. De theorie nog even erbij halen, verwijzen naar vorige opdrachten. Ik kan wel boos worden, maar belangrijker vind ik dat ze zelf inzien waarom het handig is om het werk te maken. Dat duurt soms even. En ach, daarvoor zijn het pubers. 


De basis van werkwoordspelling kun je niet vaak genoeg herhalen. In welke tijd staat het werkwoord? Tegenwoordige tijd, verleden tijd of voltooide tijd. Welke regel pas je toe? Stam met eventueel een ‘t’ in de tegenwoordige tijd en ’t ex kofschip voor de verleden tijd en de voltooide tijd. Herhalen, herhalen, herhalen en als je eenmaal weet hoe het zit, doe je het nooit meer verkeerd. Na de uitleg gaan ze aan de slag met de opdrachten. Ik loop rond en help iedereen die dat nodig heeft. Hand opsteken betekent ‘ik heb een vraag’ en dan probeer ik er zo snel mogelijk te zijn. De spanningsboog van pubers is alleen niet altijd je van het. Zo loop ik op een opgestoken hand af om vervolgens de vraag te krijgen: “Welke schoenmaat heeft u eigenlijk?” Ik beantwoord de vraag, ze zuchten dat ze er een maat naast zaten en gaan weer aan de slag. Later weer een hand in de lucht. “Wilt u een TikTok met mij maken?” “Nee, bedankt.” “Oh, jammer.” Gelukkig gaan de meeste vragen gewoon over werkwoordspelling, toch moet ik door dit soort dingen altijd glimlachen.


De leerlingen die hun huiswerk wel gemaakt hebben, mogen een sticker uitzoeken. Ook bij deze doelgroep werkt belonen. Ik geloof sowieso meer in belonen dan in straffen. Laat ze maar gemotiveerd raken en zien waarvoor ze het doen. Daarnaast helpt humor ook bij het lesgeven. De leerlingen mogen tijdens het werken af en toe best kletsen en grappen maken, zolang het binnen de perken blijft. Zelf doe ik dat ook, het mag namelijk best een beetje gezellig zijn in de klas. De voorwaarde hiervoor is wel dat er serieus gewerkt wordt en dat de prioriteit heeft. 


Terwijl de uitleg werkwoordspelling nog op het bord staat en er aan de opdrachten wordt gewerkt, vraag ik een paar leerlingen of ze eigenlijk wel wisten dat ik een boot heb. De meerderheid kijkt verbaasd en weet niet goed wat ze met deze opmerking aan moeten. Tot dat één leerling opmerkt: “Ja pff, een kofschip zeker.”


Marlieke Daals

Docente Nederlands OSG