Wel of niet toestaan "glamping" in toeristische toekomstvisie

De gemeente trad in 2018 handhavend op tegen zogeheten “glampingtenten” op een boerencamping. Op reguliere campings staan ook safari of andersoortige luxe, ingerichte tenten. Het CDA vraagt aan b en w uitleg op basis van welke (beleids-)regels hetzelfde type glampingtent niet is toegestaan op een boerencamping, maar wel op reguliere campings.

De gemeente zag de “glampingtenten” op de boerencamping meer als een huisje, een vast onderkomen om vakantie in te vieren. Daarom moesten die, op straffe van een dwangsom, weg. De rechter stelde de gemeente in het gelijk en oordeelde dat de “barntenten” eigenlijk geen tenten zijn, omdat ze niet voor 70 tot 80 procent uit tentdoek bestaan.

Vraag is: meet de gemeente bij "glamping" met twee maten? Er is een verschil. Op terreinen met de bestemming Recreatie – Kampeerterrein (die in het toeristisch concentratiegebied liggen) mag het hele jaar gekampeerd worden; bij kamperen bij de boer is dat beperkt tot de periode tussen 15 maart en 1 november. Wettelijk is voor een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf geen omgevingsvergunning om te bouwen nodig, mits niet groter dan 70 m2 en niet hoger is dan 5 meter.

Het college concludeert dat de regelgeving in het bestemmingsplan Buitengebied geen eenduidig uitsluitsel biedt over de vraag of een glampingtent of andere "bouwwerken" ten behoeve van de recreatie toegestaan zijn in de bestemming kampeerterrein en bij kamperen bij de boer. Ook is onduidelijk of hiertussen nog een verschil zit. Het college stelt voor dit onderwerp mee te nemen in het uitvoeringsplan over de toeristische toekomstvisie en neemt hierbij het voortouw.