Afbeelding
Foto:

De kant langs

Slaverij


“Voor de actieve betrokkenheid van het Texelse gemeentebestuur bij het commerciële systeem van koloniale slavernij en de wereldwijde handel in tot slaaf gemaakten bied ik, namens het college van burgemeester en wethouders, excuses aan." Woorden van burgemeester Michiel Uitdehaag. Een verwijzing naar een inktzwarte bladzijde in de roemrijke historie van de Rede van Texel. Het bracht het eiland welvaart, maar gestoeld op bloedgeld.


Het visioen kwam voorbij als in een nare droom, aangewakkerd door de excuses van burgemeester Halsema van Amsterdam Zou Texel dat ook moeten doen? De vraag liet me niet met rust. Hebben Texelaars zich in een ver verleden verrijkt over de ruggen van slaven? Maar hoe kom ik dat aan de weet? Ik legde de vraag voor aan Ineke Vonk-Uitgeest, erkend “archiefpluuzer”, of ze in haar historische onderzoek iets over slavernij is tegengekomen? 


Ineke: “Op Texel waren in de 17e en 18e eeuw geen rederijen voor de grote scheepvaart. De Texelaars (kapiteins, schippers, overige bemanningsleden) voeren in dienst van een rederij. Deze rederijen waren vaak gevestigd de grote steden zoals Amsterdam of Rotterdam. Uit de onderzoeken naar het slavernijverleden van Nederland komt naar voren dat juist de reders uit die steden aardig wat geld verdienden vanuit de slavernij."


Dat neemt niet weg dat er ook wel Texelaars op de slavenschepen zouden kunnen hebben gevaren. Ineke: "Maar die ben ik nog niet tegengekomen in de 17e en 18e eeuw. Zover ik heb kunnen nagaan zijn er geen Texelaars betrokken geweest bij het aan- en verkopen/vervoer van slaven uit Afrika naar Zuid-Amerika, Curaçao, St. Eustatius en Suriname. Er staan zeker geen huizen op Texel waar een slavernij verleden aan kleeft."


Wel voeren veel Texelaars richting Caribisch gebied en Suriname. Ook in dienst van de WIC (West Indische Compagnie). Maar dan alleen als koopvaardijschip, goederenvervoer. Soms waren er wel soldaten mee die afgeleverd moesten worden. Maar dat is geen mensenhandel zoals hier bedoeld. 


In notariële archieven pluist Ineke ook boedelbeschrijvingen van overleden zeevarenden na of er nog bijzonderheden (aan scheepvaart gerelateerde zaken) zijn. Ze is tot dusver één keertje iets tegengekomen dat met slavernij te maken heeft gehad.


“In 1799 overleed Immetje Kok weduwe Cornelis Oomes uit Den Hoorn. Cornelis was een koopvaardijschipper die voer tussen de Oostzee, Middellandse Zee en het Caribisch gebied. Een vermogend echtpaar. Zij waren in 1799 nog eigenaar van 277e part van de plantage Rees en Crop (Tapoeripakreek) in Suriname.”


Samengevat kun je hieruit concluderen dat Texelaars zich, wellicht met een verwaarloosbaar kleine uitzondering van Cornelis Oomes en Immetje Kok, niet aan slavernij hebben schuldig gemaakt. Geen panden betaald met bloedgeld, geen plaatsvervangende schaamte en Michiel hoeft er niet voor door het stof.


Toch is er wel een link met slavernij, maar dan van heel andere aard: Texelse slaven. In bepaalde periodes in de 17e en 18e eeuw werden schepen opgepakt en de bemanningen vastgezet (ook Texelaars). Vaak in Noord-Afrika, soms wel jaren, in afwachting van losgeld. Het is niet ondenkbaar dat ze tijdens hun gevangenschap slavenwerk hebben moeten verrichten. Gerard van der Kooi heeft daar twee artikelen over geschreven in het blad van de Historische Vereniging, nr. 88 en 91 (online te raadplegen via het Regionaal Archief Alkmaar).


Gerard