'In veilige handen'

op losse schroeven

Het college moet bezwaren van de Stichting Kernwaarden en bewoners van ’t Horntje tegen het kunstwerk ‘In veilige handen’ alsnog inhoudelijk behandelen.

Dat heeft de rechtbank in Haarlem bepaald. Het betekent dat de komst van het beoogde kunstwerk op ’t Horntje allerminst een zekerheid is, vooral omdat de plaatsing volgens de rechtbank in strijd is met de bestemming 'water-waterstaat' van het gebied. De rechtszaak ging over bezwaren die de stichting en de bewoners hadden ingediend tegen de omgevingsvergunning die het college op 30 augustus 2019 aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier had verleend voor plaatsing van het kunstwerk. Het college verklaarde die bezwaren op 9 januari 2020 ongegrond (Stichting Kernwaarden) en niet-ontvankelijk omdat de omwonenden niet belanghebbend zouden zijn en op dat front is het college teruggefloten.


Het college beriep zich in 2020 op vaste rechtspraak van de Raad van State dat de omwonenden juridisch gezien niet als belanghebbend konden worden aangemerkt, omdat er geen persoonlijke belangen in het spel waren ook al wonen ze vlakbij de plek waar het kunstwerk moet komen (op 220 en 280 meter afstand). Volgens de rechter zijn de omwonenden wel belanghebbend. Van belang is de vraag of het kunstwerk invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat van de bezwaarmakers en dat is volgens de rechter het geval. “Het is aannemelijk dat het kunstwerk vanuit een groot gebied zichtbaar zal zijn en een aanzienlijke ruimtelijke impact zal hebben.” Het bouwwerk wordt 15 meter hoog en komt op een duintop van 8,6 meter hoog te staan.


De Stichting Kernwaarden had in 2020 aangekaart dat het kunstwerk op de beoogde plek ernstig afbreuk doet aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De rechter oordeelt dat het kunstwerk inderdaad niet bijdraagt aan behoud van cultuurhistorische waarde van de waterkering  De stichting wordt ook in het gelijk gesteld in bezwaren tegen argumentatie van het college dat het kunstwerk een onlosmakelijk onderdeel zou zijn van de dijkversterking die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. “Het kunstwerk is een afronding van de werkzaamheden, maar geen ondergeschikt onderdeel van het project en ook geen werk ten behoeve van de primaire waterkering.” Plaatsing is volgens de rechter in strijd met de bestemming ‘water-waterstaat’.


Het college moet de bezwaren die op 9 januari 2020 niet-ontvankelijk en ongegrond waren verklaard nu alsnog inhoudelijk behandelen. Dat is met inachtneming van de rechterlijke uitspraak dat hard gemaakt moet worden waarom in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het kunstwerk kan worden verleend. Het college liet weten zich op de nieuwe situatie te gaan beraden.