Pieter Veening was sinds 1941 als chirurg verbonden aan het noodziekenhuis en maakte zo de verschrikkingen van de Russenoorlog mee.
Pieter Veening was sinds 1941 als chirurg verbonden aan het noodziekenhuis en maakte zo de verschrikkingen van de Russenoorlog mee. Foto: Archief Texelse Courant

Chirurg in oorlogstijd had angstig voorgevoel

Een van de eerste mensen die in april 1945 vermoedden dat de situatie op Texel wel eens flink uit de hand zou kunnen lopen, was dokter Piet Veening, sinds 1941 als chirurg verbonden aan het noodziekenhuis in Den Burg.

Veening werd tijdens de opstand als chirurg met het meest afschuwelijk leed geconfronteerd. “Er waren ernstig gewonden”, vertelt zijn zoon Wouter. “Mijn vader was een goed chirurg. Zachtmoedig en koelbloedig. Hij heeft zich uit de naad gewerkt. Hij deed wat hij moest doen. Maar hield er nooit dramatische verhalen over.”

Maar die zijn er wel. “Op 7 april (de dag na het uitbreken van de opstand) was mijn vader druk doende gewonden te behandelen. Er was een schotenwisseling tussen Duitsers en Georgiërs. Het noodziekenhuis lag precies in het schootsveld. De kogels vlogen door de ramen naar binnen. Toen heeft mijn vader gezegd: “Alle matrassen op de vloer.”

Het was niet voor het eerst dat Pieter Veening, geboren in 1910, die in 1935 reserve-officier van gezondheid werd. Wouter: “Als chirurg werd hij in 1939 gemobiliseerd. Tijdens de meidagen van 1940 maakte hij als chirurg de gevechten op de Grebbeberg mee.”

Na de capitulatie kreeg hij een functie als hoofdassistent bij het Binnengasthuis in Amsterdam, in 1941 kreeg hij het aanbod om als chirurg en directeur van het noodziekenhuis naar Texel te komen. “Dit leek me wel wat”, schrijft Veening in het verslag dat hij maakte over de gebeurtenissen.

Hij zag de toekomst in de grote steden somber in en bovendien was de eerste baby op komst. Een groot bezwaar van de nieuwe functie was dat Veening ook Duitse gewonden zou moeten behandelen. Maar na overleg met het (illegale) Medisch Contact besloot hij de functie toch aan te nemen. “Anders kwam er een NSB 'er.”

Veening voerde op Texel niet alleen directie over het noodziekenhuis, maar deed ook wat huisartsenwerk voor andere artsen. Hij ging dag en nacht per fiets over het eiland. Hij sprak geregeld met mensen van de BS en uit het verzet. Ook stond hij in contact met de Duitse artsen. Over de Inselarzt Piechler schrijft Veening: “Duitser maar geen felle nazi.” Zoon Wouter: “Ze hadden een goed zakelijk contact, als medici onder elkaar."

Kaukasiërs rustige, eenvoudige mensen. De Georgiërs waren zeer fel en rumoerig

Veening, die als arts de nodige status had, stond ook in contact met de leiders van de Kaukasiërs en Georgiërs die op Texel werden gelegerd. “Mijn vader was sociaal bewogen en een progressief medicus. Politiek zeer bewust, hij snapte de sentimenten van de Kaukasiërs en de Georgiërs.”

Veening hoorde dat de Kaukasiërs een complot tegen de Duitsers smeedden en dat ze ook een lijst hadden opgesteld van NSB'ers die uit de weg geruimd moesten worden. “Hierop stonden echter ook enkele goede vaderlanders. Op verzoek van de commandant van de BS ben ik er toen in geslaagd de hoofdleiders van het Kaukasisch verzet te spreken te krijgen.

Met deze hoofdmannen van de Kaukasiërs heb ik, als tussenpersoon van de illegaliteit, na veel overleg en bespreking van details, toen enkele afspraken gemaakt: Dat wij de NSB-ers gevangen zouden nemen (en berechten) en dat wij inlichtingen zouden geven en dat we samen zouden werken in geval van invasie, capitulatie of wegtrekken van de Duitsers.”

Veening voorzag problemen toen de Kaukasiërs werden afgelost door Georgische troepen. “De Kaukasiërs waren rustige, eenvoudige mensen. Deze Georgiërs waren zeer fel en rumoerig.” Ook met hen kwam hij in contact. “Gelukkig hadden we de ondergedoken Kaukasiërs en zo lukte het de leider van de Georgiërs samen te brengen met deze leider. Zo konden we ook met de Georgiërs dezelfde afspraken maken.”

Toen de order kwam om drie dagrantsoenen voor de troepen klaar te maken en er transportschepen voor de kust verschenen, kreeg Veening een angstig voorgevoel. “Het hoofd van het verzet zag het niet zo somber in. Ik vreesde voor een geïmproviseerde opstand, maar contact was niet meer mogelijk in verband met de avondklok.” Veenings voorgevoel kwam uit: die nacht kwamen de Georgiërs in opstand.

“Klokslag 1:00 uur, die nacht was het of de hel losbrak, overal schieten, handgranaten, opblazen van bunkers, lichte kanonnen. Overal waar Duitsers en Georgiërs samen huisden werden de eersten doodgeschoten of met de bajonet doorstoken.”

Veening schrijft gedetailleerd over de bloedige gebeurtenissen die eerste dag. “Zo viel de avond over de eerste dag en iedereen was doodsbang.” Maar hij schrijft niet over wat zich in het noodhospitaal heeft afgespeeld. Wouter. Zoals veel tijdgenoten zweeg hij over die dramatische tijd. Bij velen ingegeven vanuit een trauma. Wouter: “Voor mijn vader misschien een stukje zelfbescherming. Maar ook wegens de medische eed die hij als arts had afgelegd. Je sprak niet over je patiënten.”

17 april was een bijzondere dag. “Het artillerievuur was de hele dag oorverdovend geweest. Daarnaast hadden we ook van verre enorme explosies gehoord.” Dat waren de Duitsers die de dijk van de Wieringermeer hadden opgeblazen, deze liep onder water.

“Die middag had ik thuis in ons huis zonder ruiten even vlug de geboorte van mijn tweede zoon (Piet Hein) geleid onder het hevige vuren van vele batterijen. We zaten zonder licht, zonder verwarming, we lagen allen op matrassen op de grond in de voorkamer.”

Wouter, geboren begin 1942, was toen een peuter van ruim drie. “Bij mijn geboorte was het een ontzettend strenge winter. Om mij aan te geven moest mijn vader zich een weg banen vanuit de Wilhelminalaan naar het gemeentehuis. Hij vond het prachtig."

Over het uitbreken van de opstand herinnert Wouter zich: “Een paar dagen daarvoor werd thuis aangebeld. Mannen in uniformen. Ik dacht moffen. Maar het bleken Loladze en Artimidze, hoofdmannen van het Georgische verzet te zijn. Ze moeten toen tegen mijn vader hebben gezegd: “Wij zijn gereed om op te staan”. Toen mijn vader op de avond van het uitbreken van de opstand over de Wilhelminalaan fietste richting Oudeschild, hoorde hij ter hoogte van de Ulo een Duitse stem: “Frans, bist du dar?” Mijn vader vertelde dat hij dokter Veening was, op weg naar een patiënt. Dat heeft hem waarschijnlijk van de dood gered.

Tijdens het bombardement van drie tot vier uur ’s middags ben ik aan de hand van mijn hoogzwangere moeder vanuit onze tuin aan de Wilhelminalaan zigzaggend door het weiland naar boerderij Ruiterplaats gerend. Beelden van rook en vuur. Ik herinner mij dat ik roep: “Godverdomme, ze moeten ophouden met schieten!” In mijn herinnering zag ik mannen in grijze uniformen vallen. Dat moeten waarschijnlijk Georgiërs zijn geweest. De Duitsers rukten op, er werd over en weer geschoten.

We doken onder in de kelder van de Ruiterplaats. Er kwamen Duitsers naar binnen, die schreeuwden. “Sind hier Ruski?” Mijn moeder zei: “Sei ruhig, es gibt kleine Kinder hier!” De volgende dag liepen we terug door het weiland. In mijn herinnering lagen er mannen in grijze uniformen in de sloot. Thuis waren een aantal ramen kapot. De gevel val het huis naast ons, waar mijn oppas woonde, was aan de achterkant omgevallen. Je zag de kamers.”

Zijn vader bleef tot 1946 verbonden aan het noodhospitaal op Texel. Daarna werd hij uitgezonden naar Indonesië, waar de politionele acties waren begonnen. “Mijn vader wilde er niet heen. Hij was mordicus tegen, vanuit zijn sociaal democratische overtuiging. Maar hij moest wel. Zo maakte hij als oorlogschirurg eerst de Grebbeberg mee, toen de Russenoorlog en daarna Indonesië. Als oorlogschirurg zag hij de meest afschuwelijk dingen. Het moet verschrikkelijk zijn geweest."

"Mijn vader en ik konden goed praten over politiek, met name vanuit het internationale perspectief. Hij heeft mij mede geïnspireerd om politicologie te gaan studeren. Vredespolitiek is de beste vorm van preventieve geneeskunde, vond mijn vader. Hij had de ellende gezien die oorlog veroorzaakt."

Wouter specialiseerde zich op milieugebied, behoud van het mondiale milieu, klimaat en tropisch regenwoud, etc. “Ook om conflicten te vermijden en verminderen.” Hij werd onder meer lobbyist en schreef recentelijk mee aan een notitie aan de Tweede Kamer om grootschalige misdaden tegen het milieu strafbaar te stellen.

Pieter Veening werd in Indonesië directeur van een militair ziekenhuis. Terug in Nederland waren de belangrijke posten in de ziekenhuizen al verdeeld. Maar als chirurg was hij jarenlang verbonden aan het Streekziekenhuis Ede-Wageningen, met als specialisatie Urologie. Na zijn pensioen zette hij de Trombosedienst en een verpleegkundigen opleiding op. Hij ontving in 1984 in het Texelse gemeentehuis het Verzetskruis. Pieter Veening overleed in 1985.


Het complete tekst verslag van oorlogschirurg Pieter Veening over de Russenoorlog is de lezen op de website www.texelbrieven.nl. Daarop onder meer ook de briefwisseling tussen Ria Kikkert en haar zus Nel, die assistent was van dokter Veening in het noodhospitaal.


Gerard Timmerman

Wouter Veening werd begin 1942 geboren en heeft enkele herinneringen aan de Russenoorlog.