Afbeelding
Foto:

De kant langs

Ooievaar


Het wemelt hier van de vogels, op Big Day telden vogelaars in één dag zelfs 170 soorten. Vaak gebiedsvreemde dieren, op doorreis. Ook zeldzame varianten, zoals dit najaar de Amerikaanse zwartkopzanger en mijn zwager en vogelaar Volkert spotte vorig week de morinelplevier.


Zelden worden wij getipt over dit soort waarnemingen. Vogels zijn hier zo gewoon, daar bel je de krant niet voor. Behalve als er een ooievaar rondvliegt. Dan rinkelt onze telefoon. We kunnen aan de hand van de bellers zo ongeveer de vlucht van de ooievaar volgen. Een voorganger klom zelfs op het dak van de redactie, toen er een ooievaar op de nok was neergestreken. Bovenop het nieuws.


Waarom zo’n ophef over een ooievaar? Zo uitzonderlijk is het niet, bijna elk jaar is er wel eentje die de oversteek waagt. Natuurlijk, het is een indrukwekkende, gracieuze vogel, symbool van geboorte, sprookjesachtig en makkelijk te onderscheiden. Ook een niet-vogelaar herkent hem van verre.


In april rinkelde de telefoon weer. “Een ooievaar op Texel!” We kregen ook een foto. De ooievaar zat op het nest van de boet van Harry Bakker. Zou ie er gaan broeden? Dat zou bijzonder zijn. De laatste keer dat een ooievaar op Texel broedde was in 1905 (Vogels op het Gouwe Boltje – Adriaan Dijksen). Als trouw lezer van De Hoornder las ik in “Harry’s Hoekie” dat ie vroeger broedde op een stolpschuur aan de Mokweg.


De oudste melding van een broedende ooievaar stamt uit 1868, toen in Den Hoorn ten minste één nest was. Het mannetje had het er druk mee. Volgens de overlevering vloog hij regelmatig naar Den Burg, waar hij ook een scharreltje had. Daar zat een wijfje alleen op het nest. Het mannetje hielp er zelfs bij het verzorgen van de jongen.


Dat er in die tijd ooievaars op Texel waren, is te zien op een oud schilderij van Willem Roelofs. De exacte datering is niet bekend, maar het moet omstreeks 1873 zijn. Het toont een gezicht op Den Burg, een landelijk tafereel, met twee kerktorens, gemaakt vanaf het punt waar de Witte Kruislaan op de Kogerstraat uitkomt. In de lucht herkennen we onmiskenbaar twee ooievaars.


Ook Jac. P. Thijsse maakt melding van ooievaars, maar sinds 1890 rangschikt deze vogelkenner ze niet meer als broedvogel. O. Leege meldt in “Ein Besuch bei den Brutvögeln der Holländische Nordseeinseln, 1907) dat er “vroeger” acht tot tien ooievaarsnesten op Texel waren, de laatste in 1905 in Den Hoorn. Sindsdien leken een paar ooievaars in het voorjaar nog wel naar broedgelegenheid te zoeken, maar de vogels verdwenen altijd weer.


Het verdwijnen van de ooievaar wordt toegeschreven aan het ontwateren van weilanden. In combinatie met het gebruik van pesticiden holde de populatie achteruit, tot ze zo goed als uitgestorven waren. Het beeld dat ik er als kind bij had, was dat van Juffrouw Ooievaar van de Fabeltjeskrant.


Maar sinds een herintroductieprogramma, waarbij uit vogels uit Oost-Europa een nieuwe populatie werd gefokt, is de ooievaar helemaal terug. Er zijn er nu zo’n 2000 à 2.500 in Nederland. Ze broeden volop, zoals in het Drentse koloniedorp Frederiksoord, waar we hoog in de bomen veel nesten zagen.


Gaan ze weer op Texel broeden? Harry Bakker schreef dat hij ontroerd raakte toen hij een ooievaar zag vliegen. Hij hoorde zelfs het kenmerkende geklepper. "Wat moest ik denken?” Toch niet. Eén ooievaar stond even op het nest op zijn boet, maar vloog toen verder. Deze keer.


Gerard