Afbeelding
Foto: Eigen foto

Puber(t)aal

Koala’s verbranden

"Hoi Mevrouw! Zullen we een koala in de fik steken? Want een koala eet eucalyptusbladeren en daar zit olie in en dat is heel brandbaar. En koala’s lijken leuk maar ze zijn echt héél dom." Twee guitige puberkoppies kijken me glimlachend en vol verwachting aan of ik hun idee ook zo geniaal vind als zij het zelf vinden. "Hee jongens, ook goedemiddag!" Met mijn handen vol boeken en ander lesmateriaal loop ik het lokaal binnen. Ik geef ze een compliment voor hun argumentatie, maar besluit toch dat ik het plan afwijs. Teleurstelling maar begrip en een glimlach op beide gezichten is wat ik zie. Ik snap soms zo veel en zo weinig tegelijk van deze kinderen.


Terwijl ik voorin het lokaal aan het praten was met de potentiële koalaverbranders, zijn achter in de klas twee meiden naast elkaar gaan zitten. Wanneer ik ze verzoek uit elkaar te gaan, vraagt één van de twee waarom dat moet. Net zoals ik wel eens wil weten waarom de boeken weer eens thuis zijn of het huiswerk niet gedaan is, voorzie ik haar van een aantal redenen. Ten eerste omdat jullie ook onderling 1,5 meter afstand moeten houden. Ten tweede omdat jullie toetsen gaan maken. En tot slot, omdat ik het zeg. Het meisje maakt inmiddels aanstalten om terug te gaan naar haar eigen plek. Voorin draait een jongen zich om. "Dat laatste kun je alleen zeggen als je volwassen bent." "Klopt", zeg ik, "een argument op basis van autoriteit noemen ze zoiets." We bedenken hoe het zou zijn als ze zoiets thuis tegen hun ouders zouden zeggen, maar besluiten dat dit toch niet zo’n goed idee is. Daarna vertel ik ze dat argumentatie een belangrijk deel van het vak Nederlands is. Wanneer de onderbouwing deugt, krijg je namelijk sneller je gelijk.


Daarna beginnen we met de inhaaltoetsen die dat uur op het programma staan. Een jongen die een digitale toets moet maken blijkt zijn laptop te zijn vergeten. Kan gebeuren, met die puberhersenen. Dus een leenlaptop van school en alsnog aan de slag. De toetsen verlopen voorspoedig. Ze hebben vast goed geleerd. Wanneer de leerlingen klaar zijn, mogen ze iets nuttigs gaan doen zoals lezen of werken aan een vak naar keuze. De meesten doen dit keurig.


Vanuit mijn linkerooghoek zie ik iemand een discutabele beweging maken met zijn hand. Zo’n stiekeme, stille gamebeweging herken ik moeiteloos na een aantal jaren werken met digitale lesmethoden. Ik krijg de indruk dat hij een potje gamen wel verdiend vindt, zo na het maken van de toets. Als ik achter hem sta, kijk ik recht in de loper van een enorm geweer. Ik weet niet of het me meer beangstigt hoe rustig hij onder het spelen van dit spel blijft of dat dit voor hem in de categorie ‘iets nuttigs doen’ valt. Zonder een woord te hoeven zeggen, sluit het tabblad zich bijna als vanzelf. "Jammer", mompelt de jongen. "U pest ons", fluistert zijn vriend achter hem. Ik knik instemmend, zeg dat ik mij daarvan bewust ben, maar dat ik tevens het beste met ze voor heb. Daarop knikken zij dan weer. Het is maar net hoe je het onderbouwt. We lachen alle drie.


Marlieke Daals

Docente Nederlands OSG