Afbeelding
Foto:

De kant langs

Hoog bezoek


De koninklijk familie zwaaide op het verjaardagsfeest van de koning ter afscheid vrolijk naar de menigte. Ik bekeek dit terugkerende Koningdag-tafereel op televisie. De kroonsprinses, net achttien geworden, verscheen close up in beeld. Wat zou er in haar hoofd omgaan?


Pfff, wát een uitputtende dag. In meer dan een jaar in de coronastand zijn me een hoop feestjes door de neus geboord. Saai, saai, saai. Maar ik vond het een verademing dat we niet hoefden te koekhappen, zaklopen en handjes schudden. Hoe vaak moet ik dít nog meemaken? Ga ik dat wel trekken? Ik moet er tussenuit. Mijn hoofd leeg maken. Maar waarheen?


Zo kwam het dat de jonge kroonprinses, die net haar rijbewijs had gehaald, een paar dagen later op een mooie lentemorgen in alle vroegte stiekem naar de koninklijke garage sloop. Ze startte de DAF Kini, die nog van haar overgrootouders was geweest, en reed de poort van het paleis uit.


Met de haren wapperend in de wind toerde ze langs de kust. Steeds verder naar het noorden. Tot ze niet verder meer kon. Ze stapte uit en keek in de verte. Daar lag Texel. Ze had haar vader er wel eens over horen vertellen. Over zijn belevenissen tijdens militaire dienst en hoe hij er regelmatig heen was gevlogen. De kroonprinses besloot de boot te pakken.


Ze stelde zich in op een lange reis, maar ze zat amper met haar cappuccino te genieten van het uitzicht over het wad toen een stem zei: “We naderen Texel…” Ze rende de trap af naar haar auto. Op het eiland sloeg ze in de PH-polder rechtsaf, weg uit de file. Ze klom de dijk op en keek naar de lagune in de verte. Toen draaide ze zich om en zag de bloeiende bollenvelden. Ze keek naar beneden, naar een gebouw met grote ramen en pompen. Wat is dat? “Dat is het Prins-gemaal”, raadde iemand haar gedachte.


Wat toevallig. Mijn grootvader was ook prins-gemaal, net als mijn over- en betovergrootvader. Als ik later trouw, dan is mijn man ook prins-gemaal. Ze kende zat jongens, maar de ware... nee.


Ze startte de DAF en reed verder het eiland op. Prachtig! Ze begreep wel waarom haar vader er zo graag kwam. Ze genoot van de zon, de wind en de prachtige omgeving, haar zorgen en twijfels verdwenen als bij toverslag.


Onderweg stond een meisje te liften. De prinses stopte en staarde in haar grote bruine ogen. “Eh, waar wil je naar toe?” Het meisje wees naar de vuurtoren. “Je kunt er helemaal naar boven.” De prinses, die het zelf ook wel wilde zien, bracht haar er naar toe. Onder aan de vuurtoren vroeg het meisje: “Ga je mee? Het uitzicht is prachtig.” Nog hijgend van al die traptreden genoot de prinses van vergezichten. Het was kraakhelder, ze zag zelfs de Brandaris op Terschelling.


Het werd al schemerig. De prinses zag vanaf de toren overal rookpluimen opstijgen, afkomstig van vuren die werden aangestoken. Het meisje gaf uitleg: “Het is vandaag meierblis. Een oude Texelse traditie. Kom op, dit móet je meemaken.” Bij de brandstapel zag ze kinderen met zwarte vegen op hun wangen rond het vuur rennen. Op kleine vuurtjes werden aardappels gepoft, vaders en moeders bekeken hun kroost vanaf een afstandje met een biertje in hun hand. Een jochie rende op de prinses af en veegde zijn zwarte handen over haar wangen tot ze zwart waren. “Je zou jezelf eens moeten zien”, lachte het meisje.


De prinses genoot met volle teugen. Hier wilde ze wel wat langer blijven.


Wordt vervolgd.


Gerard