Afbeelding
Foto:

De kant langs

Prins-gemaal


Prins Philip uit Engeland die vorige week net de honderd niet haalde, prins Claus, de man van Koningin Beatrix, Bernhard, van Juliana en diens voorganger prins Hendrik, echtgenoot van Wilhelmina. Wat ze gemeen hadden was dat ze allemaal prins-gemaal waren.


Toen ik die titel voor het eerst hoorde, dacht ik helemaal niet aan het Koninklijk Huis. Als over prins-gemaal werd gesproken, dacht ik aan het gemaal in de Prins Hendrikpolder. Dat noemden wij het Prins-gemaal. Ik woonde er vlakbij en als kind speelde ik er geregeld. Bij laag water kon je tot aan het sluisje komen, het wemelde er van de krabben. Als buurman Arie Vlaming van het waterschap de schuif openzette en het water door de klep naar buiten spoot, dan moest je maken dat je weg kwam. Anders had je een nat pak.


Met Prins Hendrik is het wat verwarrend. Je hebt Prins Hendrik “De Zeevaarder”, naar wie de polder die dit jaar 175 jaar geleden is drooggelegd is vernoemd. Prins Hendrik (van Mecklenburg-Schwerin) was de man van Koningin Wilhelmina en daarmee prins-gemaal. Deze Hendrik kwam ook wel naar Texel. Hij hield van jagen en kwam met zijn Haagse vrinden om hier op eenden en snippen te schieten. Hij zou zelfs in het – wél naar hem vernoemde - Hotel Prins Hendrik hebben geslapen. Al is dat niet helemaal zeker.


Op 30 juni 1921 meerde ZKH Prins Hendrik met het koninklijke jacht Brandaris, de Watergeus en de Dolfijn af in Oudeschild. Dit na een vijfdaagse zeiltocht over de Waddenzee, waarbij alle Nederlandse waddeneilanden werden aangedaan en waarbij de prins onder meer “ter robbenjacht toog”. Texel was het eindpunt, waar ZKH ’s avonds een “bowl” werd aangeboden. Het verhaal gaat dat de prins-gemaal varend over de Texelstroom bij het passeren van het gemaal van de PH-polder zijn hand omhoog stak of een knikje gaf. En “gegroet collega” of woorden van die strekking sprak.


Over Prins Hendrik is veel te vertellen, maar het haalt het waarschijnlijk niet bij de vele anekdotes over de overleden Engelse prins-gemaal. In diens necrologie kwamen er veel voorbij. Eentje trok mijn aandacht. Een paar jaar geleden veroorzaakte hij een auto-ongeval. Daarop besloot de hoogbejaarde prins dan toch maar zijn rijbewijs in te leveren. Hij bleef wel autorijden, maar dan alleen over de uitgestrekte koninklijke landgoederen. Want op eigen terrein mag je ook zonder rijbewijs achter het stuur.


De royalty is ver van mijn bed, maar dát herken ik wel. Wij hadden thuis een trekker. Als mijn vader tijdens de oogst de kisten met bollen ging ophalen, zette hij mij of mijn broer op de trekker, zodat pa de kisten op de wagen kon laden. Als hij “ho” zei, dan trapte ik de koppeling in en stopte de trekker. En als het stapeltje op de wagen stond, liet ik die weer opkomen om naar de volgende kisten te rijden. Zo raakten we al jong vertrouwd met trekker rijden.


Zoals het bij ons ging, reden veel boerenjongens en soms -meiden, als kind op de trekker. Het ging vaak goed, maar soms ook niet. Pa verhuurde eens land voor gele krokussen aan Dirk Witte van Elisabeth Hoeve. Eén van zijn zonen belandde een keer vol gas met trekker en wagen vol bollenkisten naast de kopakker en eindigde met het hele spul in het kanaal, dat – jawel - afstroomde naar het Prins-gemaal. Wonderwel bleef iedereen ongedeerd en bleven zelfs de bollenkisten overeind staan. De vracht afladen, een trekker er achter en het hele spul werd weer op het droge getrokken. Eind goed, al goed.


Gerard