Henk Spigt in de Gasthuisstraat, waar hij als kind de oorlogsjaren meemaakte. Links Henk als jochie. De foto midden de Gasthuisstraat rond de oorlogsjaren. Hij woonde in het derde huis van rechts.
Henk Spigt in de Gasthuisstraat, waar hij als kind de oorlogsjaren meemaakte. Links Henk als jochie. De foto midden de Gasthuisstraat rond de oorlogsjaren. Hij woonde in het derde huis van rechts. Foto: Gerard Timmerman

Op 6 april brak op Texel de hel los

Henk Spigt was een jochie van zeven toen de Russenoorlog uitbrak. De gebeurtenissen van 6 april 1945 staan nog scherp in zijn geheugen. Met zijn moeder en oma zocht hij een veilig heenkomen in een kelder bij de buren.

“Ik woonde met mijn moeder, mijn grootmoeder, ome Freek en ome Henk in een huis in de Gasthuisstraat. Zoals ik de oorlog heb beleefd, ging het er tot de opstand vrij rustig aan toe. Alles draaide en had zijn rol. Er waren wel beperkingen, zoals dat je ’s avonds de straat niet meer op mocht.

Gebeurtenissen in de oorlog werden gevolgd via de radio. Toen de ontvangst via de bedrading zwakker werd, probeerde buurman Henk Schaatsenberg het nieuws te volgen met een kristalontvanger. Hij kon nog wat opvangen, maar of ie het verstond… Op een gegeven moment kwamen de Brits-Indiërs. Als ome Henk van Rozenburg (aan de Akenbuurtweg) uit zijn werk kwam, werd hij opgehouden. Dan lagen ze met zonsondergang midden op de weg op hun knieën in linie te bidden. Iedereen moest stoppen.

Ome Henk kon goed met paarden overweg. Hij werd tijdelijk gevorderd door de Duitsers om vervoer te rijden voor de bouw van bunkers. Toen Texelse jongemannen in 1944 naar Assen moesten, stonden ome Henk en ome Freek ook op de lijst. Ome Henk had een steenpuist. Hij meldde zich ziek en zei tegen de Duitse dokter dat hij schapenschurft had. Die heeft hem toen nog meer ingepakt. Zo werd hij vrijgesteld. Ome Freek stond in de rij bij de Zeevaartschool (nu d’Ouwe Ulo) om zich te melden. Hij was niet bang. Hij stapte uit de rij, klom over de schutting, smeerde hem en dook thuis onder.

Als het half kon ging ome Freek ’s nachts op pad om kolen of wat dan ook te halen. Hij hield zich ook wel op met Russen. Later zijn boven in een kastje nog een stuk of wat oude geweren gevonden.

We hadden al voor het uitbreken van de Russenoorlog een Georgische onderduiker in huis. Er waren meer Russen die zich ergens op het eiland schuil hielden. Texelaars zoals wij die hen onderdak boden, hadden geen enkel vermoeden wat daar achter zat. Hij was in burgerkleding. Op een gegeven moment had mijn oma er blijkbaar lucht van gekregen dat er wat te gebeuren stond. Ze had een goede ingeving en zei: “Die Rus in burgerkleding moet hier niet bluven.”

Dat bleek een gouden zet. Op 6 april, nadat de Georgiërs ’s nachts in opstand waren gekomen en veel Duitsers hadden omgebracht, kwam in de loop van de ochtend een razzia op gang. Ze kamen met vijf à zes man de straat in, lijkbleek. Als wij die Rus nog in huis hadden gehad, was het gebeurd met ons.

Wij moesten van de Duitsers met de handen omhoog tegen de muur gaan staan

Ome Henk was op dat moment te werk, maar ome Freek zat boven ondergedoken. De Duitsers bonkten met de kolf van hun geweer tegen de deur. De bajonetten zaten al op de geweren. Alsof ze er lucht van hadden, kwamen ze binnen. Wij moesten met onze handen omhoog tegen de muur gaan staan. Ze deden huiszoeking en er ging ook een Duitser naar boven. We hadden een allemachtig grote schoorsteen. Ome Freek had de Duitsers van boven uit het raam waarschijnlijk al aan zien komen. Hij was via een luik in de schoorsteen gekropen en had zich daar verstopt. Die Duitser heeft hem niet gevonden.

In de loop van de dag barstte het granaatvuur los. Het werd steeds heviger. Het werd al benauwder en we zaten in angst. Op een gegeven moment zijn we binnen in een klein portaaltje achter de voordeur gaan zitten. Toen er granaatscherven door de deur kwamen, zei mijn moeder: “Hier kunnen we niet blijven!” We zijn naar de buren gevlucht, naar de familie Van Heerwaarden. Waar nu Barbers, de kapper zit. We zijn toen de kelder in gevlucht. We zaten daar hutjemutje, wel met z’n tienen. We hebben daar gezeten tot de beschieting een beetje ging luwen.

Ome Freek was tijdens het bombardement op zolder gebleven. Na de beschietingen is hij gevlucht en verstopte zich in een boet.

Van die dag herinner ik me ook dat de narcissen bloeiden. Het moet een vroeg voorjaar zijn geweest. Moeder had in de huiskamer het “penantkassie”, een klein salonmeubel, met daarop het heilig hartbeeld van Jezus, Jozef en Maria, met bloemen aangekleed. Het zag er wat hemels uit, terwijl die dag eigenlijk de hel losbrak. Toen het granaatvuur was geluwd, bleek dat ons huis ook was getroffen. Het raam lag er uit het penantkassie met het heiligbeeld en de narcissen lag voorover, de blommen lagen er naast.

Dat beeld zal ik nooit vergeten. Net zoals die Duitser die achter ons huis bij Kiljan plat tegen de grond lag. Hij had een spiegeltje, waarmee hij om de hoek keek. Bang dat zijn kop er af zou worden geschoten.

Jan Schoenmaker, de opa van Toon, heeft een paar planken voor de ramen gespijkerd en daarna het kapotte raam hersteld met van dat dikke plastic, wat ze Windolux noemden. Na enkele dagen zijn mijn moeder en oma terug naar huis gegaan. Ik bleef langer. “Laat die kleine jongen daar maar blijven”, zeiden ze tegen Van Heerwaarden. Ik vond het niet erg, dat eigen gebakken brood dat de familie Van Heerwaarden maakte, smaakte heerlijk.

Den Burg was zwaar getroffen. Veel mensen zijn tijdens de beschieting het dorp uit gevlucht. Naar De Westen, Roeper van Akenbuurt of Zijm van De Hal. Met veel slachtoffers. Het bombardement heeft 120 Texelaars het leven gekost. Dat nieuws ging gepaard met droevige verhalen. De namen van de slachtoffers gingen ook bij ons rond aan tafel. Toen had ik nog niet zo het besef en nadien werd er eigenlijk niet meer over gesproken. Later dacht ik wel: oh, dat was die en die en die woonde daar en daar. Na een tijdje kon ik het beter bevatten.”

Spigt is sindsdien niet meer in de schuilkelder geweest. Maar 76 jaar na dato, in de voormalige stolpboerderij waar nu Henriëtte en Clementine de Wit wonen, daalt hij voor het eerst weer het trappetje naar beneden af. Gebogen, want de ingang is laag. Hij herkent het direct en is diep onder de indruk. “Het is nog precies zoals toen”, kijkt hij in de gewelfde ruimte van amper drie bij drie meter om zich heen.”

Spigt voelde zich er toen veilig, maar bij nadere beschouwing vraagt hij zich af of de kelder bij een voltreffer voldoende bescherming zou hebben geboden. Een kijkje in de stolp leert dat het gemetselde gewelf niet onder een dikke laag grond zit, maar aan de oppervlakte ligt. Wel héél bijzonder, dat zeker.

Hoe de Gasthuisstraat en de directe omgeving er destijds uitzagen en wie waar woonden, weet de 83-jarige Texelaar zich tot in detail te herinneren. Zijn persoonlijk belevenissen uit die tijd zijn nooit ver weg, bijvoorbeeld bij het zien van oorlogsbeelden op tv. “Als ik zie wat daarginds gebeurt en hoe de boel daar wordt platgegooid, dan denk ik: wat heeft Texel in het laatste gedeelte van de oorlog toch een zware prijs betaald. Niemand had dit verwacht.”

Later hoorde hij ook over de tien jongemannen die op 6 april op De Mok zijn vermoord. “Op een zeker moment ben ik naar de herdenking gegaan op De Mok. Ik kwam steeds meer tot het besef dat 6 april een dag is die we nooit mogen vergeten. Toen op een gegeven moment van hogerhand werd besloten dat die herdenking onderdeel zou worden van 4 mei, heb ik mij dat erg aangetrokken.” Samen met Fridt Kortenhoeven en André Ran bleef hij op 6 april bloemen leggen bij het monument op De Mok. 6 april is de dag dat Texel voor het leven werd getekend. Zo’n dag hoort geëerd te worden en te blijven.

“Op zo’n herdenking sprak ik eens met Cor Kieviets, die aan de dood ontsnapte door van de wagen te springen. Hij sprak er nooit veel over. Maar toen ik vertelde dat 6 april in herinnering moet blijven, stelde hij dat erg op prijs.”


Gerard Timmerman

Terug in de kelder van de stolp naast Barbers, waar hij tijdens het bombardement veiligheid zocht.
Afbeelding
Afbeelding