Theo Witte met het door hem gemaakte schaalmodel van de Halifax bommenwerper die op 9 november 1942 bij Oosterend neerstortte.
Theo Witte met het door hem gemaakte schaalmodel van de Halifax bommenwerper die op 9 november 1942 bij Oosterend neerstortte. Foto: Gerard Timmerman

Boer met passie voor luchtvaart

Het liefst was hij werktuigkundige op een vliegtuig geworden. Maar er viel weinig te kiezen. "Jij wordt boer", zei zijn vader. Als medeoprichter en voorzitter van het Luchtvaart- en Oorlogsmuseum stortte Theo Witte zich later alsnog op zijn passie: de luchtvaart.

“De laatste der Mohikanen” noemde hij zichzelf, de zaterdag op 91-jarige leeftijd overleden Theo Witte. Na het overlijden van broer Marius, drie jaar geleden, was hij het laatste nog levende kind van Cornelis Pieter Witte – vader van achttien kinderen – en diens tweede vrouw Grietje Barhorst. Een omvangrijk gezin met bijhorende leeftijdsverschillen. De oudste (Cornelia) werd geboren in 1901, de jongste (Ton) in 1933.


Theo was de op-een-na-jongste. Hij kwam in 1929 ter wereld op hoeve Sint Marcus in polder Het Noorden. Vader Cornelis Pieter – beter bekend als Keesie Piet – was een succesvolle boer. Voor elke zoon die voor zichzelf wilde beginnen, had hij een boerderij. Sint Marcus, ’s Hertogenbosch, Dordrecht, Wezenspyk, De Bemes, De Nes, Driehuizen, Sint Willibrord en de Cornelis Pieterhoeve waren allemaal langer of korter eigendom van de familie. Uiteindelijk traden tien zoons in zijn voetsporen.

“Een mannetjesputter”, noemden zijn kinderen Truus, Marius en Theo hun vader bij een familiereünie in 2009. Hij werkte hard en was een slimme handelaar. Zo kocht hij ooit hoeve ’s Hertogenbosch van de familie Keijser. Daar hoorde maar liefst tachtig hectare grond bij. Een kwart ervan, gelegen aan de huidige Muyweg, verkocht hij lucratief door aan de gemeente, die er arbeidershuisjes op bouwde.


Sint Marcus

De verhoudingen in het grote katholieke gezin waren duidelijk. De meisjes hielpen in het huishouden, de jongens op het land. En als het erop aan kwam, had Witte senior het voor het zeggen, vertelt zoon Ewald, de tweede van drie kinderen van Theo Witte en Hanna Bakker. “Jij wordt boer, zei hij tegen mijn vader. Die wilde dat helemaal niet. De luchtvaart was zijn grote passie. Veel liever was hij werktuigkundige op een vliegtuig geworden. Maar hij had niks te kiezen.”

Vliegtuigmodellen bouwen als eerbetoon aan omgekomen vliegeniers

Theo kreeg de ouwe skuur van Sint Marcus toebedeeld. Ewald: “Met twaalf bunder land. Later kon hij er nog acht bunder bij huren van zijn jongste broer Ton, die geen boer werd. In het begin werkte Theo samen met ome Jan, zijn negentien jaar oudere broer. Later is hij helemaal voor zichzelf begonnen. Dat heeft niet eens zo lang geduurd. Hij vond het maar wat fijn dat ik al jong in het bedrijf kwam. Van 1 mei 1979 tot 1 mei 1989 hebben we het samengedaan. Daarna stopte mijn vader helemaal en had hij alle tijd om zich met zijn hele ziel en zaligheid op de luchtvaart te storten.'


Die fascinatie ontwikkelde Theo al vroeg. Als kind zag hij de bommenwerpers overkomen die vanuit Engeland naar Duitsland gingen om fabrieken en steden te bombarderen. Later begon Theo ze op schaal na te maken, vaak samen met zijn vriend Kees Daalder. Daaronder ook de Halifax die op 9 november 1942 na een mislukte noodlanding te pletter vloog tegen de dijk van het poldertje De Zandkes. “Wij hoorden dat er een vliegtuig was gecrasht bij Oosterend. We waren gek op plexiglas, daar konden we wat mee maken. Maar we kwamen niet eens in de buurt, want de Duitsers lieten het toestel direct streng bewaken”, vertelde Theo in de Texelse Courant van 21 september 2017, toen een model van de Halifax – het laatste dat hij bouwde – een plekje kreeg in het luchtvaartmuseum.


Prins Bernhard

Theo verrichtte geen half werk. Het moest goed en historisch verantwoord. Het liefst bouwde hij op basis van de originele bouwtekeningen. De romp, de vleugels, de cockpit, het landingsgestel, alles maakte hij zelf. “Alleen de latjes hebben ze in het museum voor me gezaagd. Stap voor stap heb ik het gebouwd. Niet moeilijk, want ik was het gewend. Maar je moet het wel doen”, vertelde hij de Texelse Courant.

Het nabouwen van bommenwerpers vond Theo niet alleen mooi werk, hij beschouwde het ook als een eerbetoon aan de vliegeniers. De meesten waren nog piepjong toen ze om het leven kwamen en de manier waarop ze stierven was afschuwelijk. Bij herdenkingen kon er wat hem betreft niet genoeg aandacht aan hen worden besteed. “Nu ik ouder word, besef ik dat meer dan ooit”, zei hij in 1995 in de Texelse Courant.


Theo was vanaf het begin bij het luchtvaartmuseum betrokken. Die geschiedenis begon in 1987, toen het Texelse vliegveld vijftig jaar bestond en samen met de eveneens jarige Dutch Dakota Association een jubileumfeestje vierde. Theo Witte en Kees Daalder waren gevraagd in een hoekje van een hangar hun vliegtuigmodellen tentoon te stellen. De kleinschalige expositie viel in de smaak bij de bezoekers, onder wie ook eregast Prins Bernhard, die de bouwers persoonlijk de hand schudde.


Luchtvaartmuseum

Aangemoedigd door dit succes besloot Theo samen met onder anderen vliegvelddirecteur Ed de Bruijn, Kees Daalder en later ook Gelein Jansen de mogelijkheid te onderzoeken een permanente tentoonstelling op te zetten. In 1986 werd de stichting Luchtvaartmuseum opgericht, na jarenlange voorbereiding gingen de deuren van het museum in 1996 officieel open. Te zien waren onder meer de maquettes van watervliegkamp De Mok en vliegveld De Vlijt in 1939, die Theo samen met Kees Daalder had gebouwd. In een ander gedeelte werd aandacht besteed aan de opstand in de laatste oorlogsweken van de Georgische soldaten tegen hun Duitse superieuren, op Texel beter bekend als De Russenoorlog.


Van 2000 tot 2012 was Theo voorzitter. Hij vervulde zijn functie met verve. “Hij is een echte ambassadeur van Texel geworden door de wijze waarop hij de vele gasten van het museum ontvangt en interessante verhalen vertelt over alles wat er in het museum te vinden is”, prees burgemeester Joke Geldorp hem in 2005, toen hij geëerd werd als Lid in de Orde van Oranje-Nassau.


Georgiërs

Theo vertelde niet alleen vrolijke en spannende verhalen. Net als zoveel Texelaars die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, was hij kritisch over de rol van de Georgiërs. Terwijl anderen hen als helden beschouwen, die probeerden Texel te bevrijden, legde hij liever de nadruk op de bloedige gevolgen van hun strijd. Het exacte aantal slachtoffers zal wel nooit meer worden achterhaald - in iedere publicatie duiken nieuwe getallen op -, maar het moeten er vele honderden zijn geweest, wellicht zelfs meer dan tweeduizend.

Onder hen was Theo’s broer Henk. Hij was bij het begin van de Georgische opstand net een paar weken terug uit Assen, waar hij evenals broers Joop en Thijs en achthonderd andere Texelaars dwangarbeid had verricht voor de bezetter. Toen de Duitsers op 6 april 1945 de opstand probeerden neer te slaan, vroeg Witte senior aan zijn zoons wie van hen op zoek wilde naar hun oma in het zwaar beschoten Den Burg. “Henk, negentien en vol bravoure, zei: dat wil ik wel doen. Hij pakte de fiets en ging. We hebben hem zien gaan, richting Noorderbuurt, een paar boerderijen verderop”, vertelde Theo in een interview in een binnenkort te verschijnen brochure van het Luchtvaart- en Oorlogsmuseum. Het was de laatste keer dat zijn familieleden Henk levend zagen. Kort daarna werd hij getroffen door een Duitse kogel. “Meer dan honderd Texelaars hebben het niet overleefd, onder wie mijn broer. Wat hebben wij op Texel een hoge tol moeten betalen voor dat kleine woordje vrijheid.”


President Saakasjvili

Theo moet het verhaal honderden malen hebben verteld. Zelfs de Georgische president Mikheil Saakasjvili en zijn Nederlandse vrouw Sandra Roelofs – in 2005 op Texel om de gevallenen te herdenken – verhaalde hij zonder schroom of overdreven eerbied over het leed dat de opstandelingen hadden veroorzaakt. “Het was ze afgeraden door het Texelse verzet. Te gevaarlijk, niet doen, de oorlog is bijna voorbij. Maar ze wilden niet luisteren en zijn hun gang gegaan. Dat verhaal heb ik willen vertellen. Een gevoelsverhaal, omdat ik het heb meegemaakt.”


Naast de luchtvaart waren er veel meer zaken die Theo Witte bezighielden. Zo was hij vanaf zijn dertiende veertig jaar lang organist van de katholieke kerk van Oosterend en zong hij vervolgens nog dertig jaar lang bij het RK Herenkoor. In 2013 werd hij voor zeventig jaar activiteiten voor de kerk geëerd door de Gregoriusvereniging.


Na het voltooien van maquettes van De Vlijt, De Mok en Schiphol maakte hij er nóg twee: van Sint Marcus en Noorderbuurt, twee boerderijen die onlosmakelijk met de familie Witte zijn verbonden. Beide staan in museum Waelstee in De Waal.


Na een vervelende val belandde Theo afgelopen najaar in het ziekenhuis en daarna in De Gollards. Desondanks hield hij de moed erin en de laatste tijd zat hij weer vol plannen. Zijn overlijden afgelopen zaterdag kwam toch nog onverwacht.


Joop Rommets

Zonder schroom vertelde Theo Witte de Georgische president Mikheil Saakasjvili over het leed van de Texelaars. In het midden burgemeester Geldorp.