Badmeester: "Ga je mee, ga je mee, ga je mee naar Fransje P"

Jeroen Nelissen uit Deventer, badmeester op Texel in 1998 en 1999, bewaart goede herinneringen aan de vorige week gesloopte Karseboom in Den Burg.

Stoere jongens waren we, maar aardige jongens. Op weg naar Texel. Niemand was er ooit geweest, maar we zouden er 20 weken lang, twee hete zomers, blijven. Paal 9, paal 12, paal 15 en paal 17 (zaad 17). We wisten best hoe de kust eruit zag, maar het strand op Texel benne toch anders. We dachten met open armen ontvangen te worden, maar het water van Texel heeft meer genomen dan ons lief was. We zochten troost bij elkaar in het epicentrum van ons leven op dat moment, bij Frans dus. Het terras van de Karsenboom is onze speeltuin geweest, onze biechtstoel, onze uitvalsbasis en, laten we eerlijk zijn, de wachtkamer tot de Question openging. Het is een vruchtbare bodem gebleken voor oersterke vriendschappen en onverwoestbare verhalen die vandaag de dag nog worden afgestoft en opgepoetst. Het was alsof Fransje P het bij ons naar binnen goot. Potje voor potje, soms wel 20 op een avond. En dan de volgende dag weer (en elke avond turven met de vork, wij wisten het toch niet meer). Lies met haar gouden keel die voor elke badmeester zowel strenge moeder als aardige tante was en de twee meisje die ons allemaal te vlug af waren. Als we niet buiten zaten, dan zaten we binnen. Frans mopperde dan dat we de barkrukken voor klanten bezet hielden. Nooit een andere klant gezien. Tuurlijk, Harry liep er rond, en Corry, maar die hoorden bij de Karsenboom zoals de trompet aan het plafond, de trekzak van Frans, de Bifiworstjes (elke avond weer iets duurder: ‘Dat is nou inflatie, kuttekop') en de Engelentiet die moest mee naar het invalidetoilet want Frans wilde die ongein niet op zijn terras. Nu neemt Mark het over. Hij kan het café met een sloopkogel van de Groeneplaats slaan, in onze gedachten blijft die plek met Frans achter de toog, roerend in de ketels met goud, legendarisch en onverwoestbaar.