Afbeelding
Foto: Gerard Timmerman

De kant langs

Verhalen op het ijs


Waar ontmoet je oude vrienden, zie je collega’s die je al maanden niet hebt gesproken en gaan schaatsavonturen van mond tot mond? Op het ijs. Winterkou doet wonderlijke dingen met een mens.


Zelden heb ik zo’n ontlading gezien – misschien toen “we” in 1988 het EK wonnen – als de afgelopen week. Na maanden van somberheid, donkere scenario’s en waarin we steeds verder in onze vrijheid werden beperkt, konden we de schaatsen onderbinden en hervonden we onze vrijheid op het ijs. Geluk straalde van de gezichten, de wangen rood van de kou.


In veel appgroepen gingen het maar over één ding: waar kon je goed schaatsen? Na een dag krabbelen op de baan van IJsclub Oost bij mij achter huis, zag ik zondag een mooie foto van het oostelijke Horsmeertje. Prachtig ijs. Zondag haalde ik daar herinneringen op met mijn oude klasgenoot en slager Hans Zijm. Over hoe we daar een jaar of vijftig geleden onder leiding van meester Drijver wedstrijdjes hielden, of wat er voor door ging.


Op het ijs worden mooie verhalen verteld. Zoals door Jaap Duinker, de strandvonder van Den Hoorn, die in de luwte van het struikgewas vertelde hoe hij eens in Kerkrade op familiebezoek op de schaats raakte. Gelijk de politie in zijn nek, die vroeg naar zijn identiteitsbewijs. Waarom? “Stel je voor dat je onder het ijs raakt, dan weten we wie je bent.”


De diender had weinig vertrouwen in de stevigheid van het ijs. Ten onrechte, het was dik genoeg, vertelde Duinker tegen de agent. “Kijk maar naar de onderste luchtbellen in het ijs.” Wist die Limburger veel. De volgende dag ging dezelfde politieman voorop in de carnavalsoptocht. “Ik ben er nog hoor!’, riep Duinker hem toe.


Ik keek naar de luchtbelletjes in het ijs van de Horsmeertjes. Ook hier was het best dik. En geen politie te bekennen. Er werd niet alleen geschaatst, ik zag een ijssurfer, ijszeiler, kitesurfers en ijsvliegers met grote snelheid over het ijs scheren. Niemand zat elkaar in de weg. Er was ruimte te over, ook voor de anderhalve meter.


Vanaf de kant moest je een klein stukje krabbelen over het sneeuwijs en dan kwam je op een mooie, gladde ijsvlakte. Dichtgevroren nadat het sneeuwijs naar de kant was gedreven. Veel Hoornders op de schaats. Het had maandag nog amper gevroren of Harry Bakker was op 't Vlak langs het Hoornderslag al op het ijs gesignaleerd. Hij zakte er naar verluidt niet door.


Andere waaghalzen wel. Deze winter, of langer geleden. Zoals Pierre Bonnet, die vertelde hoe hij een jaar of zeven geleden op hetzelfde Horsmeertje door het ijs was gegaan. Thuisgekomen bleek dat hij in zijn schaats een souvenir had meegebracht: een salamander. Die hebben ze maar losgelaten in een vijvertje.


IJs verbroedert, jong en oud genoot er van. Johan van der Ster liet zijn vrachtwagen even voor wat hij was en had zijn schaatsen uit het vet gehaald. Glunderend vertelde hij over Noord-Hollands Langste, de tocht die hij tijdens Elfstedenwinters had gereden. Zelf herinner ik me een tocht, lang geleden door West-Friesland. Samen met Hans Zijm en Ger de Wit, beiden trof ik zondag weer op het ijs. Er stond die dag een snijdende oostenwind, bij de start verklaarden ze ons voor gek en boden kranten aan voor onder onze kleding. Vraag niet hoe, maar we reden hem uit. De medaille moet ik nog ergens hebben.


De schaatsen zijn weer in het vet, de verhalen verteld. Voor onze vaccinatie moeten we nog even geduld hebben, maar op deze injectie van sneeuw- en ijspret kunnen we weer even teren.


Gerard