Afbeelding
Foto: Eigenaar

De kant langs

IJsgang


Eindelijk, het is weer zover: de winter is ingevallen. Met een beetje geluk wordt het weer zo’n ouderwets strenge, waarin de ijzers uit het vet kunnen, we mooie tochtjes kunnen schaatsen en misschien wel met de arrenslee het ijs op.


Strenge vorst is tegenwoordig groot nieuws. Alvorens sneeuw en ijs op ons neer zouden dalen, ging het nieuws bijna nergens anders meer over. Zelfs corona was van de eerste plaats verdrongen. Wel jammer dat toen het puntje bij paaltje kwam, het beloofde dik pak sneeuw hier wat aan de magere kant was.


Maar vriezen doet het, en hoe. Dat mag tegenwoordig best een wonder heten. Wij zijn het ontwend, er zullen vast kinderen zijn die er voor het eerst kennis mee maken. Alleen al voor hen is het wel eens leuk terug in de tijd te gaan.


Zoals te voet rechtstreeks van Texel naar Wieringen. Zelfs de meest geoefende wadloper, zou het niet lukken. Maar in 1608 vroor het zó hard, zo vermeld Dirk Burger van Schoorl (1650-1717), chirurgijn te Oudesluis in de Zijpe, dat het in januari zó koud was, “ja zelfs kon men van Texel naar Wieringen te voet gaan”. Het was wel oppassen. “Veel Menschen vrooren zo hier en daar op de wegen dood van de koude.”


Ook de winter van 1709 eiste veel slachtoffers en prijzen van voedsel en brandstof stegen tot waanzinnige hoogte. “Ook quam in deeze maand een Galjoot uit Vrankrijk met 130 vaten Wijn in Texel binnen en liet zijn anker vallen, wierde van de Ysgank omgesmeeten als een vogeltouw en ging te gronde, het volk salveerde haar (redde zich) op de Ysschotsen.”


Het kruiende ijs richtte vaker grote schade aan. Zo is in de Resoluties van de Staten van Holland van 15 en 29 juli en 13 september 1622 sprake van subsidies aan Texel en Wieringen voor herstel van dijken, die als gevolg van ijsgang zijn beschadigd. Ook na andere strenge winters in die eeuw is daar herhaaldelijk sprake van.


Maar niet alleen de (wier)dijken werden ernstig beschadigd, ook ingevroren schepen raakten soms totaal vernield. Zo vermeldt J. Buisman in “Bar en Boos – zeven eeuwen winterweer in de lage landen”, dat in de strenge winter van 1762/63 een aantal schapen begin januari zó schielijk was ingevroren dat, toen het ijs aan het eind van de maand bij Texel begon te werken, er enkelen verbrijzeld werden. Men had de lading van de schapen wel gelost, maar de schepen waren geheel verloren. (met dank aan J. Bremer , 1 december 1992 in het blad van de Historische Vereniging).


Iets minder lang geleden, maar toch ook alweer bijna een eeuw terug, is de strenge winter van 1929. Die hield lang aan, waarvan Texel de gevolgen ondervond. De zee lag vol ijsschotsen en de veerboot de Marsdiep kon de haven van Oudeschild niet meer bereiken. Deze krant sprak in de rubriek “Texelsche Berichten” zelfs van “de blokkade van Oudeschild”. De boot meerde af bij de dijk van ’t Horntje (nu het NIOZ-poldertje). Via een provisorische aanlegsteiger werd Texel bevoorraad. De gedenkwaardige foto die Frans Tjallingii van het tafereel maakte, haalde onder meer het jubileumboek ter gelegenheid van 100 jaar TESO.


De tijden zijn veranderd, net als de winters. Maar vooralsnog waait eindelijk de wind weer uit de goede hoek. Laat de kou maar komen en het ijs aandikken, de ongemakken neem ik graag voor lief!


Gerard