Gerrit Gerrits en verhalenverteller Arie van Dienst in 1985 bij Fort de Boisd Bourrus in Verdun.
Gerrit Gerrits en verhalenverteller Arie van Dienst in 1985 bij Fort de Boisd Bourrus in Verdun.

Een Onstheezakkie

In het boek "Een Onstheezakkie en andere Texelse verhalen” beschrijft Gerrit Gerrits aan de hand van verhaaltjes en anekdotes op humoristische wijze karakters van Texelaars uit het midden van de twintigste eeuw. Van Jan Plaatje tot Mijnheer De Graaf.

Meester Bakker van de Thijsseschool stond een keer ’s morgens om half acht op z’n balkonnetje van de zon te genieten. Daar kwamen Ab Kanon en Jan Pils aanzetten met hun schoffels. Ze gingen meteen zitten op het bankie bij de vijver. En daar sprak Ab Kanon de onsterfelijke woorden: “Nou Jan, je moest maar eens beginnen met de notulen!”
Veel verhalen hoorde Gerrits (1949), opgegroeid in de Kogerstraat, van zijn beste vriend Arie van Dienst (1919-1997), van 1941 tot 1956 ambtenaar van de Burgerlijke Stand op Texel. Hij sloot in de na-oorlogse tijd zo’n 800 huwelijken op Texel.

Van Dienst was de vader van José, het speelkameraadje van Gerrits (kleine foto), met wie hij in 1967 op de fiets vertrok naar de slagvelden van Verdun om daar spullen uit de Eerste Wereldoorlog te zoeken en later vestingwerken in kaart te brengen. Toen José in 1973 plotseling overleed, besloot zijn vader om Gerrits te gaan helpen en het levenswerk van zijn zoon af te maken. 25 jaar lang bezochten ze Verdun en brachten de omvangrijke vesting in kaart.

Gerrits, die er al meer dan vijftig jaar komt: “Al die jaren zaten we ’s avonds op de camping koffie te drinken aan de oever van de Maas en dan kwamen de oude verhalen los.” Gerrits noteerde ze en zo kwam het dat zestig procent van de verhalen in zijn boek hem ooit waren verteld door Arie van Dienst. Maar ook anekdotes die Gerrits van anderen hoorde schreef hij op. Met als resultaat een bonte verzameling verhalen die zich merendeels afspelen in de jaren ’50.

Daarin komen bekende en minder bekende Texelaars voorbij, niet zelden door Gerrits aangeduid als oom of tante. Merendeels niet echt familie, maar een buurman of buurvrouw werd als snel oom of tante genoemd. Zo komt Oom Jan Witvliet voorbij, een man met een kleurrijk taalgebruik.

“Als er iemand stond jokken of een wel zeer sterk verhaal vertelde, zei ome Jan altijd: “Je liegt als een zaag en lelt als een worst!” Of deze: “Over een Texelaar, die we dus niet bij naam noemen, zei hij: “Als die een keer loopt, dan is ie te lui om stil te staan.”

Aan de overkant an de Kogerstraat woonde Albert Eelman, die Oelebert werd genoemd.

Zijn bijnaam was het Katoenen Voorhoofd. Dat had de burgemeester een keer in de raadsvergadering gezegd. Zoiets zou een burgemeester nu eens moeten proberen!

Dan had je Hientjebuur. Bijna altijd gekleed in een lange zwarte jurk, want ze was tenslotte weduwe, dat moest je kunnen zien.

Het was geen vetpot en toen Heintje een keer voor de keus gesteld werd voor een nieuw gebit bij tandarts Ten Hool of een afdak bij de achterdeur, zei ze: "Dan nog maar wat soppe en suuge. Het afdak gaat voor!”

"Een Onstheezakkie en andere verhalen", 96 pagina van uitgeverij SijDijk, is voor €20,- te koop in de Texelse boekhandels.

Afbeelding