Afbeelding
Foto:

De kant langs

Noodklok


“Echt iets voor jou”, zeiden ze toen ze me vroegen om luider van de noodklok te worden. De vorige was met pensioen gegaan en ze zochten een opvolger. “Het is een soort erebaantje. Het gebeurt maar zelden dat je echt aan de bak moet.” Dat was ruim een jaar geleden. Het was de opgaande tijd, meer en meer, beter en beter. Alle seinen stonden op groen. De nood was op geen enkele manier aan de man. Ik had weinig omhanden en dacht: waarom niet?


Nou, dat heb ik geweten. Ik was nog maar net officieel beëdigd of de rampspoed stapelde zich op. Sinds die beruchte persconferentie van Rutte half maart vorig jaar staat mijn telefoon niet meer stil. Geen dag gaat er voorbij of ik word gebeld door één of andere beroepsgroep, branche of andere club die in zwaar weer is beland. Of meneer de noodklok maar even wil luiden. Ik word er helemaal knettergek van.


Eerst de ziekenhuizen. Die stroomden vol en konden de drukte niet meer aan. “Het water staat ons aan de lippen, luid onmiddellijk de noodklok!” Een paar ferme slingers aan het touw waren genoeg om de eerste lockdown af te kondigen. Het hielp. Maar toen kwam de horeca. “Als dit lang duurt, gaan we failliet!” Ik luidde de bel zo mogelijk nog krachtiger, om boven de rammelende pannen van de Covid-ontkenners bij het Torentje uit te komen.


Rutte heeft het gehoord. Er kwamen allerlei regelingen, ook voor andere gedupeerden die een beroep op mij hadden gedaan. Aangespoord door mijn succesvolle belronde kwam de evenementenbranche in de lucht, de cultuursector, de kampeerbedrijven, winkeliers, musea, groepsverblijven en de transportsector over de afvaartbeperking. Voor de huisartsen en de mensen in het onderwijs heb ik me de blaren op de handen geklingeld.


Eindelijk rust, dacht ik toen de eerste lockdown van de zomer voorbij ging en de boel weer open mocht. Niet dus, eerder het tegendeel. Verontruste Texelaars die bang waren dat met de vele toeristen het virus naar het eiland zou komen, klampten mij aan. “Luid de noodklok, het is genoeg!”


Geregeld stopte er een trekker voor mijn deur. Geen sector die zo vaak in nood verkeerde als de boerenstand. Mijn eerste belronde was over de hevige droogte, terwijl ik van de winter de klok luidde wegens de enorme wateroverlast. Ik trok aan de bel over het land dat ze kwijtraken aan natuur, energiewinning en stadsuitbreiding. Ze klaagden hun nood over stikstof- en fosfaatbeperkingen en laatst nog over de oprukkende ratten. Wacht even, als ik me niet vergis hoor ik alweer een trekker aankomen…


Ik ben niet kieskeurig en kies geen partij. Ook voor natuurorganisaties trek ik aan de bel. Op hun verzoek alarmeerde ik over de afname van de weidevogels, de verdroging van de natuur, het beperkte aantal vlinders en afname van de diversiteit in de natuur. En, zeker in deze coronatijd als iedereen naar buiten wil, over de grote recreatiedrukte in de natuur. Over de klimaatverandering ben ik werkelijk gek gebeld. Laten we de visserij niet vergeten. Hier luidde ik de noodklok over het verbod op de pulskor, de aanlandingsplicht en de Brexit.


Opmerkelijk genoeg blijkt de ene nood de andere te kunnen ledigen. Sinds de sluiting van de horeca heb ik de noodklok over nachtelijke overlast niet meer hoeven luiden. Maar toch, als het aan mij ligt hoor ik liever de bel van de kastelein. “Laatste ronde!!!”


Gerard