Afbeelding
Foto: Eigenaar

De kant langs

Glipper


De Pelikaan, op het punt een andere naam te krijgen, is een begrip. Geen hotel op Texel waar ik zó vaak ben geweest als daar. Niet om er te logeren, maar voor een vergadering, jubileum of andere bijeenkomst.


Dat begon lang geleden, in de tijd dat Piet Keijser er nog de scepter zwaaide. Aankoopcentrale Texel hield er regelmatig voorlichtings- en jaarvergaderingen. Wij waren thuis lid van “de Coöperatie” en kregen als bollentelers ook een uitnodiging. Ik herinner me hoe vertegenwoordigers Hank Witte, specialist veehouderij, en Gerard van Heerwaarden, specialist akkerbouw, er een praatje hielden.


Bij binnenkomst kwam je eerst langs de bar en daarna via de zijingang in de zaal. Die zat destijds bomvol met boeren. Ik sprak Hank Witte er over. “Toen ik in 1968 begon bij de coöperatie, toen nog LTB, had je op Texel 240 koeienboeren die samen 27 à 28 miljoen liter molken. Nu zijn het er een stuk of veertig, die net zoveel melk produceren. Als je van de boot naar De Cocksdorp reed, passeerde je een stuk of 30 bollentelers, allemaal met een bunder of anderhalf.”


Hank praatte de boeren bij over veranderende wetgeving (toen al!) en meerdere keren over maïsteelt die toen in opkomst was. “Die was overgewaaid naar Europa. Maar in Nederland zou het nooit komen, dachten ze. Zeker niet op Texel. “Veel te koud”, zeiden ze in Brabant.” Tijden veranderen, net als de rassen. Maïs is ook hier nu niet meer weg te denken.


De coöperatie had een lokkertje nodig om de boeren te mobiliseren. Om in de gunst te komen van de boeren, waren fabrikanten wel bereid de knip te trekken. In de vorm van een presentje of na afloop een “glipper”. Dat was een soort Russisch ei, overheerlijk en een prima bodem voor een afzakkertje aan het barretje na afloop.


Nadien kwam ik ook geregeld over de drempel van de Pelikaan, toen als verslaggever. Als iemand werd gehuldigd, een prijs werd uitgereikt, bij een jubilaris, een 100-jarige en of om een foto te maken van een darttoernooi. En ook om verslag te doen van allerlei vergaderingen of om te schrijven over de nieuwbouw.

En nu komt de toekan op het dak. Ik ben geen Van der Valk-kenner, zoals Leen den Braven. Het aantal keren dat ik er heb overnacht is op één hand te tellen. De laatste keer was een jaar of vier geleden, in Van der Valk Goes.


Ik deed met de "renners met de lange adem" mee met de toerrit Goes-Texel. Van der Valk was ons overnachtingsadres. Eerst op zaterdag van 't Woud bij Delft een kilometertje of 120 naar Goes trappen, de volgende dag terug naar Texel.


Voor zo'n rit heb je wel een bodempje nodig. Geen Chinees, zoals de traditie wil, maar een copieus diner bij Van der Valk. Er werd niet zomaar gekookt, het was "live cooking", vertelde Leen den Braven, één van de Texelse toerrijders in dit bijzondere gezelschap.


Leen manifesteerde zich als Van der Valk-kenner. In geuren en kleuren vertelde hij hoe hij met Corrie in vele hotels van Van der Valk had gelogeerd. Aan spraakwater geen gebrek, er werd een biertje bij gedronken. Maar van welk merk? Het bleek Amstel te zijn.


Toen Leen vertelde dat ze dat in vrijwel elke Van der Valk tapten, daagde de begeleider hem uit. "Niet in Hengelo, daar tappen ze Grolsch." Er ontspon zich aan tafel een levendige discussie. Een telefoontje naar de desbetreffende Van der Valk bracht uitkomst: Amstel.


Gerard







D