De Waddenzee.
De Waddenzee. Foto: Marina Dijs

Zorgen over effecten zoutwinning

Het is een vraag die de komende tijd menigeen zal bezighouden; wat voor gevolgen heeft de zoutwinning van Frisia in Harlingen onder de Waddenzee voor het Waddengebied. De aandacht gaat uit naar de voor trekvogels belangrijke Ballastplaat.

Frisa Zout B.V., onderdeel van het Europese zoutbedrijf ESCO, kreeg in september definitief toestemming van het ministerie van Economische Zaken om de komende dertig jaar 32 miljoen ton zout onder de Waddenzee te winnen. Dat gebeurt in vier zogeheten cavernes (holtes) op een diepte van drie kilometer in een zoutlaag die zich onder Noord-Nederland bevindt.


Vanaf de haven van Harlingen gaan daarvoor pijpleidingen schuin de grond in om bij de zoutlagen te komen. De zoutwinning onder de Waddenzee komt in de plaats van de zoutwinning die nu sinds 1996 onder het Harlinger vasteland plaatsvindt en per 1 januari 2022 wordt beëindigd. De afgelopen jaren kwam diverse actiegroepen tegen de zoutwinning onder het land in het verweer omdat die tot bodemdaling leidde.


De aanstaande zoutwinning onder de Waddenzee wordt vanaf Texel met belangstelling gevolgd door het NIOZ waar ze benieuwd zijn in welke mate de activiteiten onder de zeebodem tot bodemdaling gaan leiden. De aandacht is daarbij specifiek gericht op de Ballastplaat tussen Harlingen en Terschelling, een plaat die bij eb droogvalt en voor trekvogels van belang is als plek om te rusten en om voedsel te zoeken.

Beschikbaar

Volgens onderzoeker Allert Bijleveld van het NIOZ is het de vraag in welke mate de Ballastplaat beschikbaar blijft als rust- en voedselplek als zich daadwerkelijk een bodemdaling gaat voordoen en de plaat bij laag water mogelijk minder aantrekkelijk wordt voor trekvogels. Bijkomende vraag is welke samenstelling de plaat in de toekomst krijgt als hij door bodemdaling dieper in zee zou komen te liggen. “Het is nu een plaat die grotendeels uit slik bestaat en daar komen schelpen, voedsel voor de vogels, goed tot hun recht. Als het slik op termijn door bodemdaling meer door zand van elders wordt vervangen, heeft dat gevolgen voor de aanwezigheid van schelpen en kan de Ballastplaats voor vogels minder interessant worden als voedselgebied.” Net als bij de gaswinning onder de Waddenzee geldt bij de zoutwinning het principe dat ‘de hand aan de kraan wordt gehouden’. Als de activiteiten leiden tot achteruitgang in de vogelstand of de beschikbaarheid van voedsel kan dat leiden tot staking van de zoutwinning.

'Ballastplaats wordt minder interessant voor vogels bij verandering van samenstelling'


Volgens Bijleveld is het jammer dat Frisia voor het monitoren van de bodemdaling geen gebruik maakt van het zogeheten SIBES-programma dat in 2008 bij het NIOZ werd opgezet. Met behulp van dat project – deels gefinancierd door de NAM, RWS en deels door het NWO waar het NIOZ onder valt – worden de ecologische gevolgen van de gaswinning van de NAM onder de Waddenzee bijgehouden. Voor de metingen van SIBES zijn onder meer zesduizend meetpunten in de Waddenzee aangebracht.


Jeroen Jansen, woordvoerder namens Frisia, bevestigt desgevraagd dat SIBES inderdaad niet door Frisia wordt gebruikt om de effecten van de zoutwinning te monitoren. In de ogen van Frisia is het daar niet het juiste programma voor. “Waar het op neer komt is dat als je meer dan 100 soorten bodemdieren gaat meten, je ieder jaar zal zien dat bepaalde soorten toe- of afnemen.” Volgens Jansen, in het verleden vanuit de NAM bij SIBES betrokken, worstelde de NAM daardoor ook lang met de verwerking van de gegevens uit het monitoringsprogramma. Volgens Jansen maakt Frisia voor het meten van de effecten nu gebruik van een bestaand monitoringsprogramma voor bodemdieren van Wageningen Marine Research dat al langer loopt dan SIBES. “Beide programma´s hebben hun voors en tegens. Wageningen neemt veel grotere monsters waardoor je veel zekerder bent van de ruimtelijke variatie.”

Geen effect

Volgens Frisia kan bodemdaling als gevolg van de zoutwinning geen effect hebben op foeragerende wadvogels. Jansen: “Daar zijn meerdere redenen voor. De eerste reden vormt tevens de basis waarop de vergunning is verleend: het sedimenttransport vanuit de Noordzeekustzone naar de Waddenzee.” Volgens Jansen manifesteert bodemdaling zich nooit aan het wadoppervlak, omdat er regelmatig meer zand de Waddenzee binnenkomt dan nodig is, waardoor wadplaten kunnen meegroeien met zeespiegelstijging en bodemdaling. “Dat is meer dan theorie. Er is bodemdaling door mijnbouw bij Ameland, Blija, Moddergat, Lauwersoog, Groningerwad en in de Eems-Dollard en er wordt al heel erg lang gemonitord. Hierbij is nog nooit bodemdaling aan het wadoppervlak waargenomen. Dichter bij Frisia is er bodemdaling door de gaswinning bij zuidwal. Ook die manifesteert zich niet aan het oppervlak.”


Op basis van de vogelaantallen op de hoogwatervluchtplaatsen langs de rand van de Ballastplaat houdt Frisia bij hoeveel vogels er met laagwater op de Ballastplaat zitten en op welke wijze de zoutwinning de vogels beïnvloedt. Er wordt volgens Jansen bewust bij hoogwater geteld, omdat de vogels dan geconcentreerd bij elkaar zitten en makkelijker te tellen zijn. Volgens Bijleveld verdient het de voorkeur nog eens goed te kijken naar die systematiek om een goed beeld van de hoeveelheden vogels te krijgen. Volgens hem zou het beter zijn om vogels op de Ballastplaat bij laagwater te tellen om een beter beeld te krijgen van veranderingen. "Dieren op deze plekken komen namelijk van heel veel verschillende gebieden en dus niet alleen het bodemdalingsgebied. Om lokaal effecten aan te tonen - waar de bodemdaling 1 meter zal zijn - zou je juist lokaal moeten tellen om te zien of er iets verandert in de aantallen vogels daar."


Het is straks aan Frisia om aan te tonen dat achteruitgang in de Waddenzee (minder vogels of minder beschikbaar voedsel) niet te wijten is aan de zoutwinning. Als het bedrijf dat niet aannemelijk kan maken, komt het 'hand-aan-de-kraan-principe' in beeld. Een onafhankelijke commissie van wetenschappers toetst de jaarlijkse bevindingen van veranderingen als gevolg van de zoutwinning en die bevindingen moeten ook door het kabinet aan de Tweede Kamer gepresenteerd worden. “Dus ook via die weg zijn de vogels beschermd.”

Meten

De bodemdaling onder de wadplaten wordt volgens Frisia op twee manieren gemeten. Er zijn zowel meetpalen als zogenaamde peilmerken (beiden van staal) diep in de wadbodem geplaatst die meebewegen met de diepe bodemdaling. De meetpalen steken met hoog water boven water uit en meten de bodemdaling continu. Op de peilmerken, die tot in de bovenlaag van het zand zitten, wordt met GPS-loggers één maal per jaar de mate van diepe bodemdaling bepaald. Om te kijken of de wadplaten reageren op de diepe bodemdaling, meet Frisia ook de hoogte-ontwikkeling van de platen op drie ruimtelijke niveaus: puntmetingen, raaimetingen en gebiedsdekkende metingen. De puntmetingen zijn zeer nauwkeurig en tonen de ontwikkelingen binnen een jaar. De gebiedsdekkende metingen geven een goed beeld van de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. “Tenslotte meet een boot met een nauwkeurige dieptemeter de hoogte van de Ballastplaat door enkele raaien te meten. Dit doen we omdat het gebied best heel laag ligt en vaak niet volledig droogvalt waardoor je beter vanuit een boot kunt meten.”

Nulmetingen

Er zijn nulmetingen gedaan om vergelijkingsmateriaal voor het monitoren te hebben. Die nulmetingen zijn eerder dit jaar goedgekeurd door de Auditcommissie Zoutwinning Waddenzee. Deze commissie geeft adviezen aan de minister van Economische Zaken, verantwoordelijk voor mijnbouw in Nederland en daarmee ook de zoutwinning. Volgens Frisia geldt het principe dat de bodemdaling in de Waddenzee, in combinatie met de zeespiegelstijging, 5 mm per jaar mag bedragen. De Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland en Natuurmonumenten zijn er niet gerust op dat alles goed gaat en uitten al langere tijd hun zorgen. Begin september schreven zij daarover gezamenlijk een brief aan minister Wiebes van Economische Zaken. De minister laat in een brief van 26 november weten dat mijnbouwactiviteiten (zoutwinning) onder de Waddenzee alleen worden toegestaan als dit veilig en verantwoord kan en er geen schade optreedt aan de natuur. De minister heeft een wetenschappelijk adviescollege ingesteld dat mede een hand aan de kraan houdt. "Dat gebeurt in relatie tot de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee mede in het licht van zeespiegelstijging en bodemdaling (na-ijleffecten).” Volgens Wiebes moet dat ook meer inzicht verschaffen in de effecten van de zoutwinning op de Waddenzee.


Jeroen van Hattum

Noord-Nederland.