Afbeelding
Foto:

De kant langs

Opgevoerd


De fietshersteller die zich een soort buurtkruidenier voelt. Rob Kooiman, net afgezwaaid als rijwielprofessor, voelde het wel een beetje zo. In een tijd dat klantentrouw nog vanzelfsprekend was. Vertrouwd als de huisarts, de kastelein, de melkboer en de bakker. Waar je naartoe ging om een nieuwe fiets, een binnenband of zelfs een ventielslangetje.


Op de lagere school in Den Hoorn, ging ik voor dat soort zaken naar Henk Troost. Ik reed als jongste van een gezin van zeven toen nog rond op een afdankertje. Mijn eerste nieuwe fiets kwam toen ik naar de brugklas ging en naar Den Burg moest trappen. Mijn moeder nam me mee naar de gebroeders Ran, waar ik er op de zolder eentje mocht uitzoeken. Zolang het maar een degelijke herenfiets was, zonder versnellingen. Ik had de keus uit een blauwe of een groene…


Jaren heb er op gereden. Tot op mijn zestiende het brommertjestijdperk was aangebroken. Een glimmende Zündapp, wederom geleverd door de firma Ran. Kees Ran bracht hem de avond vóór mijn verjaardag. Mijn handen jeukten, ik mocht, onder begeleiding van mijn oudere broer Theo ’s avonds al een rondje maken.


Tegen die tijd was ik in dezelfde klas als Rob Kooiman beland. Rob reed, zoals de meeste klasgenoten, ook brommer en had ook een Zündapp. Dat schept een band. Het was toen al duidelijk dat hij beter thuis was in de techniek dan ik. Toch wist ik die dikkere uitlaat en die grotere bocht er zelf wel onder te prutsen, waardoor ik een stukje harder reed.


Niet veel, maar toch wel zóveel dat de politie mij staande hield. Ik mocht het hele zwikkie er weer af slopen. Met een bekeuring op de koop toe. Mijn tweede prent kreeg ik toen ik na een ritje over De Hors bij Paal 9 aankwam. Net toen ik het slag op wilde rijden, zag ik de politie van de andere kant naderen. Ik dacht ze voor te zijn, maar toen de brommer smoorde in het mulle zand, was ik de pineut.


Ook Rob had zijn brommer opgevoerd. En ik denk met wat sleutelen en vijlen aan de carburateur en de cilinder nog wat meer dan ik. Toen ik hem vrijdag interviewde, vertelde hij een bijzondere anekdote.


Met zijn vrienden was hij op vakantie gegaan naar Valkenburg. Ze waren er op de brommer heen gereden en hadden wel een dagje werk om er te komen. Daar sloeg het noodlot toe. Een politieagent versperde de jonge Texelaars met de gespreide armen de weg: Stoppen! Ze waren zwaar de pineut. Alle spullen waarmee ze hun brommers zo ijverig hadden opgevoerd, konden ze inleveren. "Wat moeten we nu?", vroegen ze de agent. “Ja, dat is jullie probleem.”


Een telefoontje naar huis bracht geen oplossing, vader Piet toonde geen spoortje van medelijden. Ze hadden zelf maar te zorgen dat ze thuis kwamen. Cor van Heerwaarden (de havenmeester) had verkering met een zus van een van de vrienden en haalde de pechvogels met een busje op.


Een jaar of 35 later, Rob werkte al decennia in de tweewielerzaak, meldde zich een echtpaar aan de Schoonoordsingel. Ze wilden fietsen huren. Rob kende de man ergens van. Maar waarvan? Toen hij een Limburgs accent bespeurde, viel het kwartje. Hij vroeg: “Was u in 1978 soms als politieman gedetacheerd in Valkenburg?” Het echtpaar keek elkaar aan en voelde nattigheid. Rob: “Dit gaat een dure dag voor jullie worden…”


Hij had zijn revanche. Ze konden er wel om lachen. Rob met een grijns: "Ik heb nog steeds leuk contact met die mensen.”


Gerard