Afbeelding
Foto: Marleen Caelen

De kant langs

Ploertduuf


Noekbeweging, scratch, links rough en een parretje. Enig idee waar ik het over heb? Ik kwam de woorden tegen in “Reis om de wereld in 80 golfverhalen” van Jan Heemskerk. Leuk boek hoor, maar dit is nog maar het topje van de ijsberg. Jan strooit kwistig rond met golfterminologie.


Sport staat bol van jargon. Neem voetbal. Deed ik zelf ook. We voetbalden met z’n allen wel eens op een kluitje voor het doel. Als ik dinsdag het wedstrijdverslag las, stond er: Het doelpunt viel uit een scrimmage voor de goal. Gaat dit over míjn wedstrijd?, dacht ik. Het werd nog erger: ZDH was aan het achteruitvoetballen, de tegenstander speelde op de counter, de spits scoorde uit een volley en maakte zelfs een hattrick. De coach zei: je bent mentaal niet goed bezig, je staat wissel. Dat betekende dus niet af en toe wel en niet spelen, maar niet in de basis. Op de reservebank, soms de hele wedstrijd.


Als eilandjournalist, een vak waarin je van de ene in de andere wereld belandt, ben ik heel wat jargon tegengekomen. Zoals bij tennis. Vol enthousiasme spraken toeschouwers langs de lijn over backhand, deuce, matchpoint, tiebreak, smash, topspin, servicelijn en umpire. Ik noteerde het braaf, maar had geen idee wat ze bedoelden.


Bij een dartstoernooi verhaalde de wedstrijdleiding enthousiast over glorieuze prestaties van de pijltjesgooiers. Termen als bullseye, leg, Robin Hood, single, dubbel en tripel en Shanghai kwamen voorbij en ik werd geacht de finesses van dit mooie spel te begrijpen.


In de wielrennerij maken ze het zo mogelijk nog bonter. Tijdens de Ronde van Oosterend deden speakers Kets en Edgar Klippel mij tijdens de koers versteld staan met hun enorme woordenschat over de racerij. Zat ik niet aan het elastiek, dan was ik onderweg wel aan het linkeballen. Of ik reed met een pisverzetje, werd gelost, was een plakker, zat in de chasse patat of had plat gereden. Ik zocht het later allemaal na op internet en het bleek nog te kloppen ook.


Basketballers hebben er ook een handje van. In de verslaggeving van De Marels verhalen ze over spectaculaire dunks, scoren uit de rebound, ze nemen regelmatig een time out, maken een driepunter, jumpshot, een goeie assist en spelers moeten wegens een technische fout wel eens naar de kant.


Onderschat de paardensporters niet. Ze spreken over een verlichte zit, longeren, aan het been, volte, aanleuning, nageeflijkheid, winstpunten en schoft. Als verslaggever is het goed oppassen. Zo heb je samengestelde wedstrijden (dressuur, springen en cross) en samengestelde menwedstijden (dressuur, vaardigheid en marathon). Ooit haalden we dat in de krant door elkaar, met als resultaat het beeld van een tweespan met een wagen (paardenmensen noemen dat een aanspanning) dat met kar en al over een hindernis heen sprong.


Badmeesters van het Utrechtsch Studenten Corps beschikken over een eigen taal. Zoals ploertduuf (meeuw), foptank (auto van een ander), volle por (met overgave) en systeempje (organisatie). Judith de Leeuw liet het zien in haar documentaire “Bademeisters”.


Jargon kan zich spontaan ontwikkelen. Zoals bij Texelse Courant. Jaren geleden was het de gewoonte dat als we met de drukkerij afspraken maakten over het bepalen van het aantal pagina’s, er “Krol”, “een Cruijffie” of “Rep” werd geroepen. Het verwees naar de rugnummers van de spelers in het Nederlands Elftal van 1974, in dit geval 12, 14 of 16.


Gerard