De gerestaureerde Waddenkerk aan de Kikkertstraat in De Cocksdorp.
De gerestaureerde Waddenkerk aan de Kikkertstraat in De Cocksdorp. Foto: Ton Zegers

De kant langs

Ver weg of...


“Achter de Rugediek, daar wil ik nog niet doodgaan of begraven worden”, had haar vader altijd gezegd. Maar zijn dochter was toch in De Cocksdorp gaan wonen. En had het daar uitstekend naar haar zin. Maar als haar moeder eens langs kwam, dan moest ze wel “dat hele eind naar Durrep” heen en weer. Terwijl, als moeders iemand aan de overkant bezocht, ze “effe op en neer” ging.


Waarmee de Durpse die in de deuropening van de redactie in veel bewoordingen opkwam voor haar dorp maar wilde zeggen: De Cocksdorp is hillegaar niet ver. Ze heeft natuurlijk gelijk, afstanden zijn er immers niet meer. Maar de pech is dat het bij veel Texelaars die er níet vandaan komen wel tussen de oren zit. Hoe vaak heb ik het Durpers niet horen zeggen: De weg van Den Burg naar De Cocksdorp is langer dan aarsom.


Mijn respect voor Cocksdorpers dateert al van de middelbare school. Vóór die tijd was ik er misschien een paar keer wezen voetballen, maar verder hadden wij Stienenpikkers er niks te zoeken. Vanuit De Prins waar ik woonde was het een kilometer of vier, vijf naar de OSG (toen nog RSG). Een hele trap, zeker als de wind verkeerd stond. Maar die Durpers kwamen van veul verder. Voor dag en dauw op de fiets – in die dagen nog niet elektrisch aangedreven – en het hele end krakend en piepend naar Den Burg. Boonen, Hooyschuren, Daalders, Van der Lindes en streekgenoten kon je herkennen aan hun stevige kuiten.


Mijn vader huurde diep in Eierland bollenland op Madura, voor irissen. Vanaf de Postweg linksaf naar nergens en dan een héél lang pad het land in. Het werd verhuurd door collega-teler Jan van Sambeek. Toen die honderd werd, zocht ik hem op in de Gollards. En vroeg: “Wat zocht mijn vader daar toch zo’n end van huus? “Het was fris land”, waarmee hij bedoelde dat er geen infectiedruk was. “En het was zuchtig”, oftewel: dankzij het zoete water uit de achterliggende duinen verdroogde je er niet snel. “De bollen groeiden er als riet!”


Dat mag zo zijn, maar als pa mij ’s morgens meenam naar Eierland om daar de hele dag in de bollen te werken, was het alsof we naar het eind van de wereld gingen. Moeder gaf als proviand een mand met brood en koffie mee. Tijdens de schaft in de schuur verzamelden de bollentelers zich en hoorden ik hun verhalen, zoals over de jachtpartijen van de baron Van Tuyll van Serooskerken en zijn vrienden op het landgoed.


Het waren lange dagen daar en ik was blij als we ’s avonds in onze Daf terug naar De Prins tuften. Een tijdje geleden keerde ik er nog eens terug. Bij de oplevering van tot natuur ontwikkelde Hanenplas. Op het land waar destijds bollen groeiden, mag nu teer guichelheil het proberen.


Wat toen ver weg was, is nu dichtbij. Afstanden zijn er niet meer. Zelfs de verste oorden in de wereld zijn niet meer veilig voor ons. Zoals Texel, toch ook een uithoek, een pleisterplaats voor toeristen is. De Cocksdorp heeft hard gestreden een graantje uit die ruif mee te pikken. De Krim, dat dit jaar het 50-jarige jubileum viert, is daar het sprekende voorbeeld van.


Met de ambitie van de 27 oprichters van destijds om de leefbaarheid van De Cocksdorp en Eierland te vergroten, is het bedrijf uitgegroeid tot een belangrijke stut onder de economie van het eiland. Het staat allemaal in dat vuistdikke boek over De Krim dat onlangs verscheen.


Hele hordes gorren voor hun vakantie dagelijks van de boot dwars over het eiland naar de noordelijke parken. Volgens sommige beneden-Rugediekers "een klere-eind weg". Ik zou dat idee koesteren, immers: Ver weg en toch zo dichtbij!


Gerard.