De berk die John McIntyre uit Canada bij zijn vertrek in 1917 thuis plantte. Op de foto uit circa 1926 John's Birch met zijn zus Flora en twee neefjes
De berk die John McIntyre uit Canada bij zijn vertrek in 1917 thuis plantte. Op de foto uit circa 1926 John's Birch met zijn zus Flora en twee neefjes Foto Allan MacIntyre

Berk als eerbetoon aan gesneuvelde Canadese soldaat

Twee soldaten die in de Eerste Wereldoorlog op zee sneuvelden. John Damien McIntyre uit Canada raakte in 1917 op weg naar Frankijk overboord. De Brit Frederick Thomas Lutfoot kwam in 1915 om toen zijn torpedobootjager op een mijn voer. Hun lichamen spoelden aan op Texel. Mark Sijlmans uit Noordwijk onderzocht hun geschiedenis.



Eerst het verhaal van John Damien McIntyre uit Canada. Hij meldt zich in het voorjaar van 1917 aan om als vrijwilliger dienst te nemen bij als houtvester bij het Canadien Forestry Corps. Op weg naar Frankrijk raakt hij van 11 op 12 augustus 's nachts overboord. Zijn lichaam spoelt een maand later aan op Texel. Hij wordt begraven op de katholieke begraafplaats aan de Hollewal. In 1920 wordt John McIntyre herbegraven op een militaire begraafplaats in Noordwijk. Ter nagedachtenis aan John McIntyre is op de begraafplaats aan de Hollewal nu een berk geplant.

John McIntyre komt van het eiland Prince Edward Island (afgekort PEI), aan de oostkust van Canada vlak boven Nova Scotia. Waarschijnlijk wordt hij gerekruteerd door rondtrekkende officieren die de dorpen en boerderijen bezoeken. Het Canadian Forestry Corps (CFC)zou je kunnen vertalen als het Houtvesters Leger. Houtvesters, bosarbeiders en houtbewerkers heeft men dringend nodig in de oorlog die in Europa woedt. Voor de aanleg van vliegvelden, spoorlijnen en wegen bij het front moet veel bos worden gekapt. De oorlog consumeert enorme hoeveelheden hout. Bielzen voor spoorlijnen naar het front, granaten verpakt in houten kratten, loopgraven worden gestut en bekleed met balken en planken en om over stukgeschoten en modderig land te kunnen lopen zijn Duck Boards, houten vlonders nodig. Verder hutten achter het front, etc.

Aanvoer van hout uit Canada is wegens ze duikbootoorlog problematisch. Daarom laat men bos- en houtarbeiders uit Canada naar Europa overkomen, in totaal 35.000 mannen. John wordt op 12 april 1917 gekeurd en verlaat op 1 mei de boerderij in Millcove. Een agrarisch gebied met weinig wegen en af en toe een boerderij. In Truro op Nova Scotia, op 250 km van Millcove, wordt John weer medisch gekeurd en gevaccineerd tegen tyfus. Hij wordt goedgekeurd en krijgt registratienummer 2330306. In het keuringsrapport staat dat hij geboren is op 25 oktober 1893. Dat klopt niet. Hij is namelijk al gedoopt op 7 oktober 1893, volgens zijn doopakte is hij geboren op 30 september. Dat John niet exact op de hoogte is van zijn geboortedatum is overigens heel normaal in die tijd. In Truro laat hij ook zijn testament opstellen en hij ondergaat er een basistraining. Zijn soldij bedraagt 1,10 dollar per dag.

John wordt ingedeeld bij de B Company en gaat op 25 juni 1917 in Halifax, Nova Scotia, aan boord van troepenschip SS Justicia. Op 4 juli vaart dit schip de haven van Liverpool binnen. John is dan 4259 km van Millcove. Van Liverpool reizende mannen per trein door naar Sunningdale, een dorpje in een bosrijk gebied bij Windsor Castle. De bossen zijn privé jachtgebied van de Engelse koning George, die het beschikbaar stelt aan het CFC. Ze mogen er bomen kappen. John wordt geplaatst bij de 71 Company. Op 11 augustus begint hij aan de oversteek naar Le Havre, met als eindbestemming de bossen ten zuiden van Bordeaux. Hij vaart met de SS Courtfield, die heen en weer pendelt tussen Southampton en Le Havre, een afstand van iets meer dan 100 zeemijlen.

SS Courtfield

Het schip vertrekt rond 20:00 uur en vaart met 10 knopen (18 km/uur), de reis zal ongeveer 11 uur hebben geduurd. Om 3:00 uur ’s nachts wordt John nog gezien aan boord van de Courtfield. Iemand maakt nog een praatje met hem. Maar om 7:45 uur op de kade van Le Havre is John er niet. Hij had gedurende de overtocht vóór 3:00 uur last gehad van zeeziekte, weet iemand achteraf te melden. Maar wat er daarna is gebeurd, weet niemand.

John moet overboord zijn gevallen. Mogelijk ten gevolge van zijn zeeziekte. Op 5 september, als de 71e Company op de eindbestemming is, wordt een officieel onderzoek ingesteld naar zijn verdwijning. Getuigen worden onder ede verhoord. De Court of Inquiry denkt dat er tussen 3:00 en 6:00 uur iets met hem moet zijn gebeurd. Maximaal tussen 75 en 20 kilometer uit de Franse kust moet hij overboord zijn gevallen. Uit weerrapporten blijkt dat het die nacht niet heeft gestormd, hooguit een bries. Wel valt er extreem veel regen. Misschien is John uitgegleden op dek.

Voor zijn vertrek plant John een boom op het erf van zijn ouderlijk huis. Een berk.

RK begraafplaats

Het lichaam van John wordt ruim een maand later, op 14 september 1917, gevonden op Texel. Hij wordt met militaire eer begraven op de RK begraafplaats in Den Burg. Men is er al snel achter wie er is aangespoeld. Dat komt doordat John zijn militaire Pay Book (soldijboek) op zich draagt. Daarin zit ook zijn Military Will, zijn testament, waarvan het handschrift door het zeewater is uitgelopen, maar dat nog wel leesbaar is. Hij liet al zijn bezittingen na aan zijn moeder. Zijn naam, adres en religie staan in het soldijboek, vandaar dat voor een katholieke begraafplaats is gekozen. Ook konden de autoriteiten worden ingelicht. De Britse consul stuurde het boekje op naar Canada.

Noordwijk

Na de Eerst Wereldoorlog wordt besloten dat Britse en Canadese soldaten die zijn gesneuveld niet worden gerepatrieerd en op uniforme wijze worden herdacht. Elk graf krijgt dezelfde steen. De Britten besluiten om de graven te concentreren op grotere begraafplaatsen. In Nederland zijn dat Vlissingen, ’s Gravenzande, Den Haag en Noordwijk. Burgemeester Buysing Damsté van Texel krijgt op 9 maart 1920 een brief van het Britse consulaat met de vraag of er hier Engelse matrozen of soldaten (gesproken wordt over “geïnterneerden”) liggen begraven.

Damsté (oud-marineofficier) geeft direct toestemming voor transport van de matroos Frederick Lutfoot. Maar omdat de katholieke Canadees John McIntyre op de rk begraafplaats ligt, is er enige administratieve vertraging. De rooms katholieke kerk is eigenaar van het graf, de “hoogere geestelijkheid” moet daarom toestemming geven voor het opgraven van het lichaam.

Twee kisten

Dat regelt de kerk op Texel zelf met het bisdom. Dat kost een paar dagen maar veroorzaakt geen logistieke problemen. McIntyre wordt in transportkist 8 en Lutfoot in kist 7 naar Noordwijk vervoerd. Dat transport geschiedt per boot. Het schip, de SS President Kruger, heeft de twee kisten vermoedelijk op zaterdagmiddag 11 december geladen in de haven van Oudeschild.

Voordat de President Kruger naar Texel vaart, heeft zij op Ameland, Terschelling en Vlieland al lijkkisten geladen. Na Texel gaat zij naar Wieringen en Den Helder. Alle kisten worden gelost in IJmuiden en dan over de weg naar Noordwijk gebracht. En daar vindt op woensdag 22 december 1920 een plechtigheid plaats voor de 42 herbegraven oorlogsslachtoffers.

Het verhaal over John McIntyre krijgt nog een staartje. Op zaterdag 19 juli 2014 verschijnt er op verzoek van Mark Sijlmans in The Guardian uit Charlottetown, Prince Edward Island een artikel over John McIntyre. Naar aanleiding van dit artikel melden zich diverse familieleden van John. Het opvallende is dat ál deze familieleden op de hoogte zijn van het overboord vallen van John. En ook weet men dat hij ergens in Nederland moet zijn gevonden en begraven.

Eén van deze familieleden, Allan MacIntyre, stuurt een foto van zijn oudoom John. De foto is gemaakt voor diens vertrek naar Europa. Een familielid, waarschijnlijk de moeder van John, heeft er na het overlijden van John wat aantekeningen gemaakt op de achterzijde.

Albinisme

Achterneef Allan schrijft dat John een albino is. Albinisme is een genetische afwijking die vrij veel voor kwam binnen de gesloten Schotse gemeenschap op Prince Edward Island. Albinisme gaat vaak gepaard met een zeer slecht gezichtsvermogen. Op de foto heeft John waarschijnlijk uit "ijdelheid" zijn bril even afgezet. Maar op dat moment ziet hij waarschijnlijk niets. Aldus Allan.

John maakt vanwege zijn albinisme geen kans om toegelaten te worden tot het vechtende leger. Maar doordat hij al jaren op de boerderij van zijn ouders en ook in de bosbouw werkzaam is geweest kan hij wel dienst nemen in het Forrestry Corps. En op die manier wat betekenen voor zijn land. Achterneef Allan schrijft namelijk dat de van origine Schotse gemeenschap op Prince Edward Island hechte banden heeft met het Verenig Koninkrijk in het algemeen en Schotland in het bijzonder. Veel mannen zien het als hun plicht Schotland te helpen in de strijd tegen de Duitse vijand.

Het is dus heel goed voorstelbaar dat John, die zeeziek is, eerst zijn bril verliest terwijl hij misselijk is. Vervolgens niets meer ziet op een verduisterd schip in een nacht met erg weinig maanlicht en per ongeluk overboord valt. Hij heeft dan ook nog eens de pech dat er op dat moment niemand anders aanwezig is aan dek waardoor er geen alarm wordt geslagen.

Voor zijn vertrek naar Europa plant John een boom op het erf van zijn ouderlijk huis. Een berk. De berk wordt een soort van heilig voor de familie McIntyre. De berk staat voor John. In de berk hebben vele kinderen gespeeld. De berk komt zeer regelmatig op familiefoto's voor. Pas in de jaren "90 van de 20e eeuw wordt John's Birch tot ontzetting van de familie McIntyre door de nieuwe eigenaren omgehakt of feitelijk door een bulldozer omvergereden.

Als John niet overboord zou zijn gevallen, zou hij na aankomst in Le Havre op de trein zijn gestapt en eerst naar Bordeaux zijn gereisd en vervolgens naar Marcheprime, 40 km zuidwestelijk van Bordeaux, voor het kappen van bomen, bielzen en balken.


Frederick Lutfoot


De militaire carrière van de Brit Frederick Thomas Lutfoot begint op 22 maart 1915. Over zijn jeugd is niet veel bekend en er is geen foto van hem te vinden. Zijn moeder wordt geboren in 1875. Ze is 31 jaar oud als haar dochtertje van vier overlijdt en 35 als haar man sterft. De ouders van Frederick trouwen op Eerste Kerstdag 1894 en precies negen maanden later op 24 september 1895 wordt Frederic geboren in Saint Lukes, een wijk aan de noordkant van het centrum van Londen.

Bij de marine volgt Frederick een basistraining van twee maanden op Pembroke. Dat is een marine kazerne in Chatham. Zijn commandant vindt dat hij een "Very Good Character" heeft en zijn capaciteiten, “abilities zijn satisfactory”. Als officers steward is hij werkzaam als bediende van de officieren. Hij serveert maaltijden, ruimt de tafels af en zal hun hutten hebben schoon gehouden.

Op 18 mei 1915 gaat hij naar zee. Frederick wordt geplaatst op de TB-12. Torpedo Boat 12 en het daarbij behorende depot ship HMS Actaeon. Een depot schip is het varende verblijf van bemanningsleden die dienst doen op kleine schepen. Zoals bijvoorbeeld bij onderzeeërs en dus ook bij torpedoboten. Lutfoot eerste en enige rang is die van Officers Steward 3rd Class.

De TB 12 is een klein marineschip van ongeveer 53 meter lang. Ze is relatief snel want ze haalt 27 knopen; 50 km per uur. Ze kan torpedo's afvuren en moet zich dan weer uit de voeten maken. De oorspronkelijke gedachte achter torpedoboten is dat ze snel en goedkoop moeten zijn en dat ze als een zwerm wespen een groter schip aanvallen. Het zou door de lage waarde van de torpedoboten niet heel erg zijn er een paar te verliezen. Als de grote en tragere vijand maar uitgeschakeld wordt.

Het ontwerp van de TB 12 is echter niet geweldig. Ze is niet zeewaardig genoeg om op de oceanen te opereren. De wateren waar de grote schepen, rondhangen. En dus wordt de TB 12 samen met zijn klasse genoten ingezet in de kustwateren van Groot-Brittannië. Als een soort van patrouilleboten die ook jacht kunnen maken op onderzeeërs.

Op woensdag 9 juni 1915 zijn de TB 12 en drie andere torpedoboten plus vijf destroyers rond middernacht uit Harwich vertrokken. Er zijn Duitse onderzeeërs gesignaleerd in de Thames monding. En daar gaan ze naar op zoek. En er is in ieder geval één Duitse onderzeeër geweest, de UC 11. De UC 11 heeft mijnen uitgezet. Eén daarvan ontploft op donderdag om 15.30 onder de boeg van de TB 12. De boot blijft drijven en andere torpedoboten komen langszij om de overlevende bemanningsleden van de TB 12 aan boord te nemen. De TB 10 neemt de TB 12 op sleeptouw maar loopt even later zelf ook op een mijn. De TB 10 breekt in tweeën en zinkt om 16.10. Tweeëntwintig bemanningsleden verdrinken. Een trawler neemt vervolgens de langzaam zinkende TB 12 op sleeptouw. Dat gaat traag en de volgende dag om 10.55 zinkt de TB 12 alsnog.

Explosie

Van de 35 bemanningsleden van de TB 12 komen er 23 bij de explosie en het zinken om het leven waaronder Frederick Lutfoot. Van die 23 mannen worden er slechts vier teruggevonden. De rest verdwijnt spoorloos. Op de TB 10 komen ook 23 mannen om het leven door de mijnexplosie. Van hen worden slechts vijf bemanningsleden teruggevonden, van wie er één bij Hamburg aanspoelde en daar begraven ligt.

Frederick Lutfoot werd op 29 augustus op Texel bij de zeedijk iets onder Oudeschild gevonden. Hij kon worden geïdentificeerd aan de hand van de naam op zijn gordel. Frederick werd begraven in Den Burg. Net als de Canadees John McIntyre werd hij op 22 december herbegraven op de militaire begraafplaats in Noordwijk.


Gerard Timmerman, met dank aan Mark Sijlmans

Houtvesters bij het Canadian Forestry Corps aan het werk.
Torpedobootjager TB 12 waarop Frederick Thomas Lutfoot voer.
John Damien McIntyre.
De SS Courtfield, het schip waarop John McIntyre voer toen hij overboord raakte.
Graf van Lutfoot.
Het graf van McIntyre.
Afbeelding