Toneelschijver Aris Bremer bezoekt graag eerste voorstellingen van zijn stukken in het land. Hier wordt hij na afloop feestelijk onthaald.
Toneelschijver Aris Bremer bezoekt graag eerste voorstellingen van zijn stukken in het land. Hier wordt hij na afloop feestelijk onthaald.

Schrijver houdt publiek spiegel voor, liefst lachspiegel

Toneelschrijver van komedies en kluchten, drama's, eenakters, avondvullende stukken en kinderstukken. Zijn stukken worden overal in Nederland en België gespeeld Als een stuk in première gaat, probeert hij erbij te zijn en laat zich dan graag verrassen. "Ik geniet vooral daar waar spelers en vormgevers zichzelf en het publiek verrassen."


De geboren en getogen Oosterender is onlangs tachtig geworden, helaas niet in goede gezondheid. Vanwege Corona is ook het amateurtoneel en daarmee ook zijn schrijverij tot stilstand gekomen. Spijtig genoeg maar daarom is er genoeg tijd om er, samen met Lenie, zijn muze, hartstochtelijk over te vertellen.

Dorpsleven

“Verhalen horen bij het gezin waaruit ik vandaan kom. Mijn vader kon goed en graag vertellen, zeker als hij wat groter publiek had dan het eigen gezin. Hij draaide dan de kraan open en de anekdotes over het dorpsleven en de echte dorpsfiguren. Veel van zijn verhalen heb ik de laatste twintig jaar opgeschreven. Ik droeg ze wel voor op de Verhalenmiddag van het Texelfonds.

Berend Botje van Bokkum

Ik vond het altijd leuk om met verhalen bezig te zijn. Dat begon al toen de kinderen klein waren en naar bed werden gebracht. Lenie: “Ze mochten kiezen: tv kijken of een verhaaltje van pa. Dat werd meestal het laatste.” Aris: “Ik bedacht ze meestal ter plekke. Ik fantaseerde er veel op los. Bijvoorbeeld dat we het anker los gooiden en met ons eiland wegvoeren. Texel paste net door het Nauw van Calais. Later is die fantasie uitgegroeid tot het toneelstuk “Berend Botje van Bokkum”. Daarin was Berend op zijn zoektocht naar Amerika op het onbewoonde eiland Bokkum gestrand.

Toneel pakte me

Mijn interesse voor toneelverhalen is ontstaan doordat ik halverwege de jaren ’80 zelf toneel ging spelen. Het toneel pakte me. Op een gegeven moment ben ik zelf gaan schrijven. Het paste en hoorde bij me, het bleek een manier om me te uiten. De eerste stukken werden door Toneelgroep Oosterend gespeeld en hadden succes.

Toneeluitgever

Al snel bleek er interesse te zijn van de kant van een toneeluitgever. Voor het eerst werden er stukken buiten onze groep gespeeld. Heel bijzonder om dat mee te maken. Lang hebben wij de gewoonte gehad om de eerste voorstelling van een nieuw stuk waar dan ook in het land te bezoeken. We zijn daarbij in alle hoeken van het land geweest. Wat we daarbij meemaakten was vaak weer voer voor nieuwe verhalen.

Spiegel

Ik schreef ook stukken over toneelverenigingen zelf. Hoe daar met elkaar wordt omgegaan, soms met groot plezier maar vaak uitlopend op controverses. Iets wat overigens veel voorkomt daar waar mensen hun hobby, passie, geloof of sport met anderen willen delen. Of een stuk een klucht is, een drama of een komedie, toneel houdt je ook hierin een spiegel voor. Mijn voorkeur ging daarbij toch uit naar een lachspiegel. Ik heb nooit zo’n ernstige boodschap willen brengen, ik bracht wat ik dacht te zien.

Kinderen mochten kiezen: tv kijken of een verhaaltje van pa. Dat werd vaak het laatste.

Vanaf de zijlijn

Als schrijver beschouw ik de maatschappij vanaf de zijlijn. Of ik nu een komedie, een kinderverhaal of een familiestuk schrijf, ik ben vooral bezig met hoe mensen met elkaar omgaan. Het speelt zich soms af in een huiskamer maar liever zocht ik naar een andere situatie waar mensen elkaar ontmoeten. Daar waar iets gebeurde wat de boel in beweging zette.

Prototype

In een toneelstuk komen allerlei verschillende karakters voor. Voor een bepaald typetje, hoe dat zich gedraagt, praat, etc., grijp ik wel eens terug naar iemand die ik zelf ken of die zich duidelijk in de maatschappij manifesteert. Een prototype. Gevolg is dat er relatief veel wethouders en projectontwikkelaars in mijn komedies voorbij komen. Heb ik een bepaald individu op het oog dan laat ik die gaandeweg het schrijven weer los. Het is niet mijn bedoeling dat kijkers personen gaan herkennen.

"Arisjes"

Alle begin is moeilijk zeker ook bij toneelschrijven. In het begin had de uitgever een dramaturg in dienst, die heeft me best wat kunnen bijsturen. Ik houd van spelen met taal maar ik moest wel leren om niet alle karakters even talig te laten worden. Het werkt niet als in een verhaal de woordgrappen over elkaar duikelen. Niet teveel “Arisjes” waarschuwde de dramaturg.

Drie petten op

Natuurlijk is het bijzonder in een of andere zaal naar een eigen stuk te kijken, zeker bij een première. Ik zit dan daar met drie petten op. Eén pet is die van iemand in het publiek die vermaakt of ontroerd wil worden, de andere pet is die van toneelrecensent die spel, regie en vormgeving beoordeelt, de derde heel belangrijke pet is die van de schrijver, die wil ervaren of zijn werk eigenlijk wel al die moeite waard is.

Amateurs

Na afloop krijg ik altijd de standaardvraag: “Was dit nou zo ongeveer wat u bedoeld had? We zijn namelijk maar amateurs.” Ik zeg dan: als schrijver heb ik al een beeld en het is aan jullie om dat weg te poetsen. Ik laat me graag verrassen. Wat ik schrijf is een soort halfproduct. Het wordt pas echt als het op de planken komt. Dat doen andere mensen. De keuze van de regisseur is bepalend De karakters die rond hobbelen zijn vaak anders dan die ik in mijn hoofd had.

Liefhebber

Het begrip “amateur” leg ik trouwens uit als “liefhebber” en zeker niet als “tweederangs”. Ik geniet vooral daar waar spelers en vormgevers zichzelf en het publiek verrassen. Inzet en creativiteit zijn bewijzen van respect voor publiek en toneeltekst.

Sprookjes

In Friesland is het in veel plaatsen een traditie om alle schoolkinderen rond sinterklaas te trakteren op een sprookjesstuk. Toneelvereniging Sprookje Heerenveen kocht ooit een bestaand stuk van mij en speelde dat stuk een keer of tien. “De nieuwe kleedster van de Keizer” beviel ze zó goed, dat de regisseur mij vroeg: “Heb je hier nog meer van?” Wel met dezelfde humor, ja, maar niet voor twaalf of meer spelers. Toen ben ik in opdracht voor hen gaan schrijven.

Kinderen van 4 tot 104

Hun eerste verzoek dat het stuk iets met Doornroosje te maken moest hebben. Ik had me nooit zo in sprookjes verdiept, ik bedacht altijd mijn eigen verhalen. Deze specifieke opdracht betekende een uitdaging. Een familiestuk van ruim een uur, voor zo’n grote cast, met een link naar een bekend sprookje, een verhaal vol humor, vaart, spanning en voor kinderen van vier tot honderdenvier. Ik had er zin in!

Akkefietje van Hans en Grietje

Het eerste stuk heette “Wakker worden Roosje.” De samenwerking beviel zo goed dat ik nog vijf jaar achtereen stukken voor hen heb geschreven. Altijd ging het om een eigentijdse en eigenwijze vertelling met een vette knipoog naar een bestaand sprookje. Uiteraard togen we elk jaar naar Heerenveen om de “wereldpremière” mee te maken. Dat was altijd een groot feest. Het laatste stuk, “Het Akkefietje van Hans en Grietje”, wordt pas volgend jaar opgevoerd. Door corona is ook al het amateurtoneel stil komen te liggen.

Vriendschap

Met regisseur Bennie Mulder ontstond een vriendschappelijke band, met hem, zijn vrouw en de groep hebben we hectische tijden meegemaakt. Hectisch vooral toen bleek dat Bennie en ik rond dezelfde tijd ongeneeslijk ziek wisten te zijn. Bennie is inmiddels overleden.” Lenie: “Het laatste stuk had nog wel helemaal zijn kleur. Het was daardoor net alsof Bennie erbij was. Met zijn opvolger Jolanda zijn we trouwens ook bevriend.”

Aris: “Het leuke van werken vanuit een opdracht is dat je meer gestructureerd werkt. Je kent de mensen, weet hoe ze spelen, etc. Het schrijven gaat dan heel snel. Ben ik nu al klaar, dacht ik wel eens.

Ideeën onverwacht

Ideeën ontstaan op de meeste onverwachte momenten, soms op onwaarschijnlijke plekken. “Ik lag vorig jaar op sinterklaasavond na heftige koorts in het ziekenhuis aan het infuus. Op een gegeven moment zag ik als ruimtereiziger de aarde, als een visioen in het donker. Denkend aan de nieuwe opdracht zoomde ik gretig in op de wereld, op Europa, Nederland, Friesland, Heerenveen en belandde in theater het Posthuis als paleis, waar een gemaskerd bal gehouden werd om de kroonprins aan de vrouw te krijgen. Uit dat visioen ontstond verhaal van “Orion zoekt Assepoes” , dat in november 2019 in première ging.

Corona

Het nieuwste familiestuk “Het Akkefietje van Hans en Grietje” is, op een eenaktertje na, het laatste stuk dat ik heb geschreven. Corona is voor mijn uitgever (Toneeluitgeverij Vink te Alkmaar, die tachtig titels van Aris heeft uitgegeven en voor wie ik ook vijftig stukken vertaalde) een veel groter probleem. Hij vroeg me laatst: “Welke van je stukken zijn uitvoerbaar onder coronaregels?” Ik kwam niet verder dan drie of vier stuks.

Vette knipoog

Onlangs heb ik wel acht sprookjesachtige stukken gebundeld. Die noem ik “Sprokkels”. Geschikt om binnen én buiten te spelen, ook kinder-/familietoneel. Allemaal met een vette knipoog naar sprookjes. Toen ik laatst mijn tachtigste verjaardag vierde, vroeg ik mijn kleinkinderen (we hebben er zes) om een ontwerp of beeldmerk te bedenken voor bij de sprokkels. Binnen drie dagen was de eerste al binnen. Nu heeft opa een probleem: welke moet ik kiezen? Ze zijn allemaal best creatief.

Vruchteloos piekeren

Zelf was ik vroeger ook bezig met ontwerpen, tekenen en schilderen. Ik zat nog volop in het bedrijf en was daar ook buiten het werk vaak mee bezig. Ook al tekende ik, of zong in een koor, ik zat altijd met het bedrijf in mijn hoofd. Ik voelde me heel verantwoordelijk, maar dat piekeren was natuurlijk vruchteloos. Pas toen ik bij het toneel ging, lukte het om mijn hoofd leeg te maken.” Lenie: “Dan kwam je thuis en zei: “Ik heb zo’n heerlijke avond gehad.”

Zondagmorgen

“Mijn beste ideeën had ik vaak in bed op zondagmorgen. Dan denk je: heb ik daar nou zo lang naar gezocht? Het bedenken van een goede slotscène vond ik één van de moeilijkste dingen. Liefst een met een verrassend eind, zonder oeverloze uitleg. Ik betrok Lenie er vaak bij. Lenie: “Ik las mee en luisterde. Aris vertelde waarnaar hij zocht, maar ik kon er geen handen en voeten aan geven.” Aris: “Lenie luisterde, was mijn klankbord.”

Privézaken

Privézaken vermeed ik in mijn stukken. Dat kwam te dichtbij. Over mijn kanker heb ik bijvoorbeeld niet geschreven. Wel over mijn nieuwe heup, die ik in 1996 kreeg. Dat voelde in die tijd als iets wat echt bij het leven hoorde. In elke klucht of komedie uit die tijd hobbelde wel iemand rond met heupproblemen. Zelfs in de tragi-komedie het “Gebroken Licht van Troost”, over dementie, heeft de moeder een versleten heup.

Zoenen

In het ”Gebroken licht van Troost” heb ik wel privé-ervaringen gebruikt. Dementie hebben we in beide families meegemaakt. Maar pas jaren later kon ik erover schrijven en ervaren voorvallen gebruiken. Als voorbeeld vertelt Lenie: “Vader pakte me een keer beet en wilde me zoenen, zoals hij dat bij mijn moeder deed.” Aris: “Dat heftige incident heb ik wél gebruikt, maar daarnaast ook komische en absurde situaties. Ik probeerde er soms een lichter draai aan te geven, met ruimte voor een lach. Een stuk met alleen maar tranen, dat werkt niet.” Lenie: “Als het stuk wordt gespeeld, hoor ik vaak om me heen besmuikt gelach, maar ook gesnik en gesnotter. Men wordt door het stuk geraakt.”

Ausweis

Aris: “Met de keuzes die ik bij het schrijven maak probeer ik mijn eigen kleur aan het product te geven. Bij het schrijven van toneelstukken, maar ook als fotograaf. Mijn vader was naast veel andere bezigheden ook fotograaf. Hij had een donkere kamer, een hokje in de schilderswinkel, voor de fotografie. In de oorlog hadden alle mensen een Ausweis nodig. Daar moest een pasfoto op en die lieten ze maken bij mijn vader. Ik was net geboren. Als vader een rolletje vol moest schieten, nam hij mij op de foto. Niemand heeft zoveel babyfoto's als ik. Later in de oorlog fotografeerde hij ook Brits Indiërs, die op Texel gelegerd lagen. Die waren ijdel en trots en wilden graag op de foto. Soms hielden ze daarbij hun pols met een stuk of vier horloges hoog.

Fotografie magisch

Als kind vond ik fotografie iets magisch. Als mijn vader ontwikkelde en afdrukte, zag ik in de donkere kamer de beelden opkomen. Dat was magie.

Vele jaren later maakte ik met mijn vriend Kees Vlaming foto’s en ontwikkelden en vergrootten we die. Voor Kees bleef fotografie een belangrijke hobby, maar ik kwam niet verder dan een huis-tuin-en-keuken fotograaf. Familiekiekjes op vakantie, dat soort werk. De digitale fotografie wekte later weer mijn nieuwsgierigheid., het sloeg meer aan bij mijn wat ongeduldige karakter. Vroeger moest je wachten tot het rolletje was ontwikkeld, nu zie je direct resultaat. Als ik nu thuiskom van een tochtje over Texel ga ik er direct mee aan de slag. Ik selecteer, bewerk, zet het in mapjes, etc.

Facebook

Die foto’s komen geregeld voorbij op Facebook, doorgaans voorzien van een stukje tekst. Aandacht vind ik leuk. Stel dat Facebook er niet was, hoe en aan wie zou ik het dan moeten laten zien? Het is net als bij een toneelstuk. Als ik het schrijf en er gebeurt niets mee, dan bestaat het eigenlijk niet. Die prikkel heb ik wel nodig.

Oosterend

Bijna mijn hele leven woon ik al in Oosterend. Ik ben hier geboren, getogen en wordt er ook wel begraven. Maar als je het aan mij vraagt, dan voel ik mij vooral Texelaar en niet alleen Oosterender. Ik geniet van het eiland. We zijn beiden gek op de Waddenkant, daar liggen mijn favoriete fotoplekjes. We liepen en fietsten over het hele eiland, waarbij het oude Texel en de wisseling der seizoenen me inspireerden. En de dorpen.

Blik

Laatst stond er, heel bijzonder, in onze straat geen enkele auto. Dat moet ik dan vastleggen. We wandelden een keer in Oudeschild en kon in de De Ruijterstraat een mooie serie maken, zonder auto’s. In het mooie Den Hoorn lukte dat mij nooit, daar staat zóveel blik op straat.

Dorpsjongen

In mijn jeugd bracht ik drie jaar door in Amsterdam. Op de Texelse Ulo was ik een goede leerling. Mijn ouders lieten mij testen en daar kwam uit dat ik technisch was. Daar hebben mijn vrienden toen heel hard om gelachen. Het werd later zelfs een standaardgrap. Ik raakte op mijn zestiende naar Amsterdam en studeerde daar chemische techniek. Dat was allesbehalve op mijn lijf geschreven. Daarbij, ik was net zestien, een dorpsjongen in de stad. In het tweede jaar ging de studie me ontzettend tegenstaan. Alleen het vak Nederlands vond ik leuk. Tijdens mijn derde jaar, toen ik stage liep, was het voor mij duidelijk: dit ga ik niet doen, terug naar Texel.

Gerieflijk

Het familiebedrijf was voor mij meer een uitdaging. Ik was wel goed met cijfertjes en deed na verloop van tijd ook calculaties en administratie. Ik roofde Lenie uit Breezand en we raakten behoorlijk in het dorpsleven verzeild, waar ik me in mijn jongensjaren zo stevig tegen had afgezet. Nu voelde het toch wel gerieflijk, veel stond ook wel wat vast, zoals lidmaatschap van verenigingen en de kerk.

Buitenspel

Gaandeweg heb ik wel meer nee gezegd, bewuste keuzes gemaakt. Er kwam een periode dat we ons niet zo thuis voelden in het kerkelijk en verenigingsleven. Daar heb ik nog een verhaal over gemaakt: “Buitenspel”. Vol metaforen over alles waar ik tegenaan liep, maar dan vertaald naar de voetbalwereld. Het speelt zich af in de voetbalkantine, maar voetbal is verboden van hogerhand.

Woordgrappen

Maar het bestaat nog wel want de bestuurders zijn aan het pluche gehecht. Van de bobo tot de kantinebeheerder beschermen ze hun positie. Het was een van mijn eerstelingen, vol met metaforen en Bijbelse uitspraken, een beetje bombastisch. Het is een paar keer gespeeld. Toen ik dat schreef, was ik nog niet los van mijn overdaad aan woordgrappen. Je hebt zoveel kruit, je moet het niet in één keer verschieten. Dan wordt je sterkte je zwakte. Je blijft leren.

Ik ben op toneelgebied niet baanbrekend gebleken, maar hobbel wel leuk mee als toneelschrijver. Lenie: “Waagstuk Poseidon en veel andere stukken waren best hoogstandjes.” “Doe maar gewoon” past misschien ook niet zo Aris Bremer. Eigenlijk wil ik best een beetje bijzonder zijn."


Gerard Timmerman





Voor de gelegenheid maakte Aris Bremer een selectie van door hem gemaakte foto's. Eigenhandig voorzien van een onderschrift, met hier en daar een "Arisje". Rechts afgedrukt als vierluik van de seizoenen.

"Schrijven is een manier om me te uiten."
Aris en Lenie Bremer bij zijn 80ste verjaardag met kinderen en kleinkinderen.