Soldaten op de Groeneplaats tijdens de Schapenfokdag. Collectie Historische vereniging Texel.
Soldaten op de Groeneplaats tijdens de Schapenfokdag. Collectie Historische vereniging Texel. Foto: Historische Vereniging Texel

Texelse Schapenfokdag ging ook in oorlog gewoon door

Journalist Joop Rommets duikt met enige regelmaat de historie van de Texelse geschiedenis in. Hij doet dit aan de hand van het rijke archief dat deze krant rijk is. De coronacrisis zette dit jaar een streep door de schapenfokdag, erg uitzonderlijk blijkt. Zelfs in de oorlogsjaren vond dit onderdeel van de Texelse geschiedenis gewoon doorgang.

Weinig evenementen op Texel zijn zo belangrijk dat ze altijd doorgaan, wat er ook gebeurt. Door corona werd de Schapenfokdag dit jaar afgelast, maar uitzonderingen bevestigen de regel. Want zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog verzamelden de Texelse schapenhouders zich ieder jaar begin september op de Groeneplaats in Den Burg om hun beste dieren te laten keuren. Alleen in 1944 werd de dag - op het allerlaatste moment - afgelast.


De oorlog wierp z’n schaduw vooruit, blijkt uit het verslag van de Schapenfokdag van 1939, gepubliceerd in de Texelse Courant van woensdag 6 september. Een paar dagen eerder, op 1 september, was nazi-Duitsland buurland Polen binnengevallen. “Zelden waren de omstandigheden waaronder onze Schapenfokdag werd gehouden, zoo dreigend en drukkend als deze keer”, schreef de redactie. “De aanvoer was, de toestand in aanmerking genomen, nog zoo slecht niet (148 nrs.), maar het bezoek was gering en de stemming ver beneden peil. Hoe zou het anders kunnen op een dag, waarop de Europeesche oorlog met alle kracht en alle moordtuig, waarover de techniek thans beschikt, werd ingezet.”


Voor de vaste routine had dat geen gevolgen. Zoals dat ruim driekwarteeuw later nog steeds het geval is, werd het evenement geopend in Hotel De Lindeboom – al was dat niet hetzelfde gebouw als nu. Dat gebeurde in aanwezigheid van bestuursleden van de organiserende verenigingen, keurmeesters, burgemeester en wethouders en andere prominenten. Onder hen A.J. Keijser, voorzitter van de afdeling Texel der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, die een welkomstwoord sprak. Keijser riep in herinnering dat hij een jaar eerder al voor steun aan de schapenhouderij had betoogd. Sindsdien was weliswaar een commissie ingesteld, “maar hoewel zij zich zeer inspande, het verlangde resultaat werd nog niet bereikt”.

Economische crisis

Wat voor steun Keijser precies bedoelde, wordt niet helemaal duidelijk. Maar het had ongetwijfeld te maken met de economische crisis, die ook de schapenhouderij niet onberoerd liet. “Dit jaar werden 9000 lammeren uit de markt genomen om de prijs wat te stabiliseeren. Een heel nuttige maatregel, omdat anders de prijzen zeker nog meer gezakt zouden zijn. Plannen om meer steun aan de schapenboer te verleenen zijn in bewerking, maar mede door de kabinetscrisis wordt de tenuitvoerlegging vertraagd. Evenwel hebben we gegronde hoop, dat binnenkort steun zal worden verleend.”

“Eén kwaliteit, één ras: Het Texelsche!”


Keijser was niet alleen pessimistisch. “Al jaren zijn de uitkomsten ver beneden normaal. De regeering is hier ten volle van overtuigd en zal zeker het mogelijke doen om hierin verbetering te brengen. Moge het aangevoerde vee van prima kwaliteit zijn, opdat opnieuw duidelijk aan de dag treedt de grote beteekenis van Texel als fokdistrict.”


Volgens goed gebruik werd het verslag afgesloten met een lange rij uitslagen. De zilveren medaille van Hare Majesteit de Koningin ging naar Joh. J. Roeper Johz. uit Oosterend, inzender van de beste schapen en lammeren in meerdere rubrieken. Ook de Commissaris van de Koningin van Noord-Holland en TESO stelden een prijs beschikbaar.


Een krant later volgde nog het berichtje dat “een aantal ramlammeren voor hooge prijzen van de hand ging”. De heer P. Hin verkocht er één voor ƒ40 aan de heer Piet Koning te Oost. Voor eenzelfde bedrag ging een ramlam van de heer Jb. Lap naar Thijs Bakker. Voor een dier dat naar de overkant verhuisde, werd zelfs ƒ50 betaald.

Nederland bezet

De Schapenfokdag van 1940 werd aangekondigd in de krant van 29 juni van dat jaar, anderhalve maand nadat Nederland door nazi-Duitsland werd bezet. Er gold wel een voorbehoud. “Behoudens goedkeuring door de bevoegde instanties ligt het in de bedoeling de Texelsche Schapenfokdag dit jaar te Den Burg te houden op maandag 9 September.”


Het evenement ging gewoon door en het aantal inschrijvingen was bijna even hoog als in 1939, namelijk 140. Ondanks de oorlog was de toon van het verslag niet alleen somber. Europa was afgesneden van belangrijke producenten als Australië en Argentinië, waardoor wol een kostbaar product was geworden. Dat was het beste af te lezen aan de distributiekaart voor textiel. “De wollen stoffen verslinden punten…” Gevolg: de schapenteelt was in de landbouw een bijzondere plek gaan innemen.


De organisatie kon volgens de verslaggever “met groote voldoening” op haar werk terugzien. “We hebben getuige mogen zijn van een Fokveedag, die mede dankzij het gunstige weer, veel en velerlei goeds geschonken heeft. Hij heeft de bloem van Texels wolveestapel weer eens in het volle licht geplaatst; hij heeft de belangstelling verlevendigd en een drukke handel met zich gebracht. De prijzen, die werden besteed, gaven reden tot tevredenheid en in zekere zin hoop voor de toekomst.”


Bezorgdheid was er ook. Keijser riep de “buitengewoon strenge winter” in herinnering, die veel “geldelijke zorgen” had gebracht. Dankzij “de organisaties” was gelukkig voldoende krachtvoer beschikbaar. “De tijd van de lammerenafzet viel samen met het uitbreken van de oorlog; de gevolgen zijn funest geweest. Iedereen begrijpt wel, dat een gemiddelde prijs van acht gld. per lam niet kan leiden tot een winstgevend bedrijf.”


De prijzen voor wol en oude schapen waren wél gunstig, maar niet iedereen had daarvan kunnen profiteren, omdat boeren door financiële moeilijkheden hun schapen noodgedwongen al vroeg van de hand hadden gedaan.

Lichtpuntje

Door de moeizame verbinding was er weinig belangstelling van handelaren van de vaste wal. “Het eenige lichtpuntje is, dat de Texelsche schapenboer thans de volle gelegenheid krijgt goede fokdieren aan te koopen”, aldus Keijser. “De laatste jaren ging heel wat fokmateriaal van ons eiland. Dat liep verkeerd. We hebben getracht daarin door het uitloven van premiën verbetering te brengen, maar toch gingen iedere keer weer vele dieren van het eiland.”


Burgemeester Kamp, die ook aanwezig was, werd gefeliciteerd met de geboorte van zijn zoon. “Maar, Burgemeester, maak er geen schapenboer van!”, waarschuwde Keijser. “Commentaar overbodig”, noteerde de redactie, maar Kamp zelf was niet zo somber. “Mijn zoon geen schapenboer?! Nu, dat weet ik nog niet!!”, antwoordde hij. “Ik vind het in elk geval een voorrecht dat hij op het platteland is geboren. Dan kan hij waarnemen, dat ook de boer groote vreugde kan hebben aan zijn bedrijf. Moge dit dan ook commercieele winst afwerpen.”


Kamp stak de boeren een hart onder de riem en zei dat ze steeds op zijn steun konden rekenen, “waar hij van het groote belang van een welvarend schapenbedrijf ten volle bewust” was.


De keurmeesters waren over het algemeen lovend. De kwaliteit van de schapen viel niet tegen, volgens inspecteur J. Sijp van het Texelsche Schapenstamboek, “de krachtvoerlooze zomer 1940 in aanmerking genomen”. Wel vond hij het jammer dat sommige inzenders niet alle zorg aan het ‘exterieur’ van de dieren hadden besteed. “Met dieren, waaraan wekenoude ‘klonters’ hangen, gaat men wel naar de markt, maar toch niet naar een tentoonstelling…”


De TESO-beker werd gewonnen door P. Brans Azn. van Oost. Met het aantreden van het nieuwe gezag, waren de prijzen die de Koningin en de Commissaris van de Koningin beschikbaar stelden kennelijk afgeschaft…

"Alle factoren werken mee”

Ronduit zonnig is het verslag van de Schapenfokdag van 1941. Er waren tweehonderd inzendingen, een stuk meer dan een jaar eerder, en de kwaliteit was nóg beter. De verslaggever bracht de organisatie hulde en liet alle Texelse wolveehouders meedelen. “Zij hebben ondanks de slechte uitkomsten van het schapenbedrijf in de afgelopen tien jaar, ondanks harde klappen, moedig volgehouden. Zij zijn in vertrouwen op de toekomst hun schapen trouw gebleven. En dit jaar hebben zij voor het eerst de vruchten mogen plukken. Natuurlijk: 1941 heeft nog lang niet alles goed kunnen maken, wat in het tijdperk 1931-1941 verloren ging, maar… ook de toekomst ziet er eindelijk weer eens rooskleurig uit…”


Het optimisme klinkt bijna verdacht en dat komt ook door de slogan vlak onder het logo van de krant: “V = Victorie want Duitschland wint voor Europa op alle fronten”, met daaronder de oproep aan alle Nederlanders om zich aan te melden en hun aandeel te leveren “in de groote strijd in het Oosten”.


Maar al maakte de Texelsche Courant dan – noodgedwongen – propaganda voor het gedachtegoed van de nazi’s, het lijkt niet erg waarschijnlijk dat de censuur ook bepaalde hoe er over de Schapenfokdag werd geschreven. Al ga je weer twijfelen met opmerkingen als “Het staat er voor onze bedrijven in alle opzichten gunstig voor” en “Alle factoren werken mee!”. De uitleg, uit de mond van Keijser, klinkt echter logisch: “De rundveeteelt, de varkens- en pluimveeteelt moeten sterk worden ingekrompen en daardoor komt er steeds meer vraag naar schapen. De overheid wil de schapenstapel sterk uitbreiden en zij zal zulks door allerlei bepalingen en voorwaarden trachten te bevorderen. En het zal stellig om Texelsch materiaal gaan, gezien de maatregelen inzake de vordering van de scheerwol. Onze scheerwol wordt als ‘normaal’ beschouwd en leverde de hoogste prijzen op, terwijl de afwijkende rassen in lagere klassen ingedeeld werden. Blijkbaar wenscht men in de toekomst één kwaliteit, één ras: Het Texelsche!”


Wel was de grootte van de veestapel gekrompen, op Texel met een derde. Bij de wolvordering van 1941 waren slechts 25.000 vachten ingeleverd, terwijl op het eiland ook wel eens 40.000 schapen had gegraasd. Toch was Keijser ervan overtuigd dat “onze bedrijven nog voldoende materiaal bezitten, om mede te werken aan de uitbreiding van de wolveeteelt in ons land, die beslist voltrokken wordt”.


Keijser had ook een waarschuwing voor de boeren. “Er zal voor goede kwaliteit een goede prijs besteed worden, maar (…) staart u niet blind op een paar gulden extra. Wij kunnen op Texel het goede fokmateriaal heel, heel goed gebruiken. Verkoopen wil vaak zeggen: Het paard achter de wagen spannen.”

NSB-burgemeester

Ook de Schapenfokdag van een jaar later, onderwerp in de Texelsche Courant van 9 september 1942, wordt geslaagd genoemd, “ondanks verschillende ongunstige factoren”. Genoemd worden onder meer de late oogst – “waardoor de boer moeilijk zijn bedrijf kan verlaten” – en slechte weersinvloeden, die echter nauwelijks van invloed waren geweest op de dieren, “hetgeen pleit voor de uitzonderlijke kwaliteit van het Texelsche ras”.


Bijna tachtig jaar later valt het niet mee het verslag tot in detail te begrijpen. Het evenement was volledig georganiseerd door het Texelse Schapenstamboek in Noord-Holland. De Hollandsche Maatschappij van de Landbouw speelde geen rol meer. Dat had waarschijnlijk te maken met wat historicus Loe de Jong later “de nazificatie van Nederland” zou noemen. In ieder geval werd de opening van de Schapenfokdag bijgewoond door NSB-burgemeester Rijk de Vries en Joh. Parlevliet van de Nederlandse Landstand, een organisatie die kort daarvoor was opgericht om alle landbouw- en visserijorganisaties onder nationaalsocialistische controle te brengen.


Voorzitter K. Hogetoorn van het Schapenstamboek heette iedereen welkom en sprak: “Na eenige strubbeling bij de voorbereiding, waarvan de oorzaak lag in veranderde omstandigheden en gewijzigde verhoudingen, mogen wij ons gelukkig prijzen (…) thans te staan aan het begin van een voor de schapenfokkerij zoo belangrijke dag, die, als de voorteekenen niet bedriegen, een goede kans van slagen heeft.”


De Schapenfokdag was volgens Hogetoorn een belangrijk evenement, niet alleen voor Texel, maar “voor ons heele land”. “Immers is Texel niet alleen vanouds de bakermat van het ras, maar Texel is nog steeds en moet trachten te blijven het centrum, de kern, van waaruit heel Nederland van goed fokmateriaal wordt voorzien.”


Dat Texel een eiland was, maakte het volgens Hogetoorn makkelijk de veestapel vrij te houden van besmettelijke ziekten. “Dit wil niet zeggen, dat iedere invoer hier te allen tijde verboden moet zijn van b.v. materiaal, noodig voor verhooging van de wolproductie, maar voor Texel is het zeer gemakkelijk goede voorzorgsmaatregelen te nemen en gevaren te weren. De Texelsche fokkers hebben derhalve ’n mooie, doch verantwoordelijke taak.”


De kwaliteit was hoog en de keurmeesters hadden weer een moeilijke taak. Zij konden pas “veelal na lang wikken en wegen” overgaan tot het toekennen van de prijzen. Handel was er nauwelijks, toch hadden fokkers H.J. en C. Keijser ƒ500 over voor de tweejarige kampioensram, gefokt door P. Lap Kzn. en eigendom van H.W. Keesom. “Is er ooit zoveel geld voor een ram betaald?”

Verblijfsvergunning

De Schapenfokdag van 1943 werd uitgebreid aangekondigd in de krant van 17 juli en eindigde met een oproep: “Om het welslagen der tentoonstelling te verzekeren, is ’t ook gewenscht, dat alle fokkers hun belangstellende kennissen – ook die van de overkant – nu reeds opwekken om deze unieke gebeurtenis bij te wonen. – Vraagt bijtijds verblijfsvergunning aan!”


De dag zelf werd een succes, met kwalitatief hoge inzendingen. De handel liet echter opnieuw te wensen over. Geopperd werd in het vervolg wat later te beginnen, zodat “je op één dag heen en weer kon” en handelaren van de overkant niet al op zondag naar Texel hoefden te reizen. Toch lagen de prijzen wederom hoog. Was het bedrag van ƒ500 voor de kampioensram een jaar eerder nog “een sensatie”, dit keer was dat “een gewone prijs”. Joh. J. Roeper Johz. uit Oosterend verkocht J. Kikkert uit De Westen zelfs een ramlam voor ƒ850.

Vrouwelijk materiaal

Hoewel de Geallieerde troepen al in Frankrijk waren en de oorlog in een beslissend stadium was gekomen, leek ook de Schapenfokdag van 1944 lange tijd gewoon door te gaan. Al in twee kranten van maart van dat jaar werd gesproken over mogelijkheden om de handel uit te breiden. Uiteindelijk werd besloten tegelijk met de keuringen een markt voor ooien te houden, “teneinde een grootere afzet van vrouwelijk materiaal te bevorderen”.


In de krant van zaterdag 2 september, twee dagen voor het evenement, vinden we nog een aankondiging en een overzicht van het aantal dieren per categorie dat zou worden gekeurd. In totaal ging het om 183 rammen en ooien. Op de markt zouden daarnaast nog eens 85 ooien worden aangeboden. Maar in de krant van een week later, die slechts twee pagina’s beslaat en wordt gedomineerd door oorlogsnieuws, vinden we niet meer dan een eenregelig bericht met de volgende tekst: “De aangekondigde schapenfokdag is tot nader te bepalen datum uitgesteld.” Een verrassing misschien, zo op het laatste moment, maar in dezelfde krant lezen we dat ook alle voetbal- en atletiekwedstrijden zijn afgelast.

Texel herrijst

Het zou de enige – en tot 2020 ook de laatste – keer zijn: al op maandag 4 september 1945 was de Schapenfokdag terug. Het verslag, in de krant van een dag later, ademt opluchting en optimisme. “Ons volk herrijst! Texel herrijst!”, noteerde de redactie. “De boer maakt plannen voor de uitbreiding van de veestapel, werkt van vroeg tot laat, zoals voorheen, maar nu met blijdschap, in de wetenschap dat hij het meel, het spek en de zuivel niet meer grotendeels aan de bezetter hoeft af te staan”.


De kwaliteit van de gekeurde dieren was na vijf oorlogsjaren opvallend goed. De handel liet nog te wensen over, maar dat was niet vreemd. “(…) het is onder de huidige omstandigheden nog een hele onderneming van Friesland, Groningen of N-Brabant naar Texel te komen.” Er zat daarom maar een klein aantal belangstellenden op de (extra) boot die TESO al om half 5 ’s ochtends liet varen. “Dat is wel eens anders geweest! En… het wordt weer anders!” Toch was er wel wat handel. Voor één ram werd ƒ900 neergelegd, voor een andere zelfs ƒ1250.


De gemeente had bepaald dat geen wolvee naar Texel mocht worden vervoerd, om het eiland te vrijwaren van kwalen van de vaste wal. Bezwaar daarvan was dat het dus ook niet mogelijk was om goed fokmateriaal van elders te halen, terwijl de beste ramlammeren doorgaans wel naar de overkant van het Marsdiep verhuisden. Een lans werd daarom gebroken voor ontheffingen voor een beperkte invoer.


In 1946 was alles weer als vanouds. Keurmeesters kwamen uit heel Noord-Holland en dankzij de sterk verbeterde reismogelijkheden kon zelfs een studiecommissie van het Franse Schapenstamboek worden ontvangen. Jurylid ir. L. de Vries sprak de gasten in hun landstaal toe, "welke korte toespraak met applaus werd beloond”.


Joop Rommets

Knipsel uit oorlogsjaren.
Schapen scheren in een ver verleden. Foto ter illustratie, jaartal onbekend. Foto: Collectie Dennis Vonk.