Afbeelding
Foto: Evalien Weterings

De Eilandadvocaat en zijn allereerste zaak


Ik was net afgestudeerd in het arbeidsrecht en dacht dat ik de juridische arena met alle theorie op zak als volleerd gladiator kon betreden. Helemaal klaar was ik er voor: een net pak met dito das, de nodige wetboeken, een degelijke leren tas en mijn eigen zwart glanzende toga met bijbehorende witte bef. Voor de zekerheid had ik de zaterdag ervoor mijn haren netjes in model laten knippen en ik ging al avonden op tijd naar bed. Kortom, ik was klaar voor mijn eerste zitting bij de Rechtbank Amsterdam.

Het was een kort geding in een arbeidszaak. Mijn cliënt was werkzaam in de wegenbouw en had na vijf jaar dienstverband afscheid genomen bij zijn oude baas. Echter, er was een concurrentiebeding getekend en de voormalig werkgever hield mijn cliënt eraan. Het beding betekende dat mijn cliënt voor de komende twee jaar in heel Nederland niet werkzaam mocht zijn in de wegenbouw. Ook was er een contractuele boete bedongen van, toen nog, vijfhonderd gulden per dag, met een maximum van vijftigduizend gulden. Mijn cliënt was een hardwerkende man, die pas acht jaar in Nederland woonde en vanuit Syrië naar Nederland was gevlucht. Samen met de altijd vriendelijke vrijwilliger Henk kwamen ze met de dagvaarding bij mij op het gratis inloopspreekuur.

Mijn cliënt was gedagvaard en moest de week erop bij de rechter komen. Henk was vrijwilliger bij een stichting die nieuwe Nederlanders helpt bij het inburgeren in Nederland en probeerde aan mijn cliënt duidelijk te maken dat zijn oude arbeidsovereenkomst weleens roet in het eten kon gooien van zijn zojuist gestarte bedrijf in de wegenbouw. De voormalig werkgever eiste een boete van vijfduizend gulden wegens minstens tien overtredingen van aantoonbare klussen door mijn cliënt én een verbod zoals in het concurrentiebeding was opgenomen. Voor mijn cliënt zou dat einde oefening betekenen.

Nadat ik met mijn cliënt zijn goede en kwade kansen had doorgenomen had hij nog één vraag: “Meester, hoeveel van deze zaken heeft u al gewonnen?” Gelukkig schoot Henk mij te hulp. Als student Rechten had ik al vele avonden als vrijwilliger in het buurthuis een juridisch inloopspreekuur en Henk wist dat ik de kennis van zaken had, maar Henk wist ook dat dit mijn allereerste echte zaak was. Henk legde voor mij uit dat mijn patroon, een zeer ervaren advocaat, mee zou gaan naar de rechtbank en ik samen met haar de zaak grondig had voorbereid. Op deze manier had mijn cliënt dus eigenlijk twee advocaten voor hetzelfde geld! Althans, mijn cliënt procedeerde pro deo, wat betekent dat hij in die tijd enkel zeventig gulden als eigen bijdrage hoefde te betalen.

Hoe het afliep? De kantonrechter oordeelde uiteindelijk als volgt. Het concurrentiebeding werd op mijn verzoek beperkt tot de regio Amsterdam en enkel voor de duur van een kalenderjaar. De gevorderde boete werd wel toegekend, maar gematigd tot duizend gulden. Nog steeds een hoop geld, maar de kantonrechter vond toch dat mijn cliënt zijn zaken beter had moeten voorbereiden. Aan het einde van de zitting dronken we met Henk en mijn patroon nog een kop koffie en zei ik tegen mijn cliënt: “vandaag hebben we de zaak niet gewonnen, maar we hebben hem ook zeker niet verloren”. Mijn patroon verslikte zich in haar koffie en zei: “Die heeft hij van mij!”. Mijn cliënt keek eerst wat bedenkelijk, maar moest toen lachen. Hij zei: “Weet u , ik ben nu vooral blij dat ik weet waar ik aan toe ben. En dat is voor mij een grote winst.”

Vincent van der Velde

De Eilandadvocaat