Professor Kees de Jager.
Professor Kees de Jager. Foto: Jan-Reinier van der Vliet

Professor Kees de Jager blikt terug op zijn veelzijdige loopbaan

In 1930 bedacht vader van sterrenkundige Kees de Jager, die toen negen jaar was, in Indonesië het plan om ’s nachts een berg van 1000 meter hoog te beklimmen om de Poolster te zien. Maar ter plekke liet de ster zich, ondanks zorgvuldig speuren, niet zien. Negentig jaar later analyseert de wetenschapper in zijn boek “Terugblik-2” waarom de missie gedoemd was te mislukken.


“Op zoek naar de Poolster” is één van de zestig gebundelde columns. De Jager (99) schreef ze voor sterrenkundig tijdschrift Zenit, waarin de zonne-onderzoeker elke maand put uit zijn rijke herinneringen en ervaringen uit zijn veelzijdige loopbaan en leven.

Zoals die keer dat hij als algemeen secretaris van de Internationale Astronomische Unie op weg naar Sydney een tussenstop maakte in Moskou. Om na een conflict met de Russen over de locatie van een internationaal congres (Israël) de plooien glad te strijken, legde hij een krans op het graf van Sovjet vicepresident van Blagonravov, COSPAR (de internationale organisatie voor ruimteonderzoek), waarvan De Jager president was.

Daar zag hij ook het graf van Nikita Chroesjtsjov. De oud-Sovjetleider had een bekende beeldhouwer, wiens werk niet paste bij de Sovjet-ideologie, ooit in de pers laten neersabelen. Maar op Chroesjtsjovs uitdrukkelijke wens had diezelfde beeldhouwer wel een gestileerd hoofd gemaakt voor op zijn eigen graf. “Zelf de opperste leiders van het systeem hadden geen recht op een eigen mening.”

In zijn columns verhaalt de Texelse ereburger over allerlei aspecten van zijn loopbaan, als zonne-onderzoeker, pionier op het gebied van ruimteonderzoek, als voorzitter van de stichting Skepsis, directeur van Sterrenwacht Sonnenborgh, oprichter van het Nederlands instituut voor ruimteonderzoek en wat al niet meer.

De columns geven een inkijkje in het vakgebied van de sterrenkundige en het oneindige universum en hij verhaalt over bijzondere gebeurtenissen, wetenschappers en anderen met wie hij heeft gewerkt of die hij heeft ontmoet. Veel anekdotes, scherpzinnig, met passie, humor en hier en daar wat relativerend.

Met veel respect schrijft hij over de Nederlandse amateursterrenkundige Pieter Meesters (1887-1964). Werkzaam als grondwerker in de Haarlemmermeer, die zijn hobby betaalde met de verkoop van zelfgebouwde kijkers. Zuinigheid was hem niet vreemd. Hij reed ooit op zijn brommer naar Figeholm in Zweden om een totale zonsverduistering te observeren.

Sterrenkundigen mogen dan baanbrekend onderzoek verrichten, enige behoudzucht is hen niet vreemd. Zo schrijft hij in “Vrouwen in de sterrenkunde” over de “gelijkheid der seksen”.

“Verontrustend” noemt De Jager daarin de gang van zaken bij de jaarlijkse toekenning van de Gouden Medaille, de hoogste onderscheiding die men als sterrenkundige kan verwerven. “Lange tijd gingen die uitsluitend naar mannen. Er waren wel vrouwelijke kandidaten, maar die vielen steevast buiten de prijzen.


Zoals Annie Jump Cannon, grondlegster van de sterspectroscopie. “Ondanks de waardering voor haar werk vond men eigenlijk dat vrouwen geen wetenschap hoorden te bedrijven.” Negen keer werd ze voorgedragen. “Maar ze kreeg hem nooit.” Uiteindelijk was het sterrenkundige Vera Rubin (USA) die de Gold Medal in 1996 als eerste kreeg. “Was dat even een doorbraak in dit conservatieve wereldje.”


De Jager signeert zijn boek, te koop voor €19,95 uur, zaterdag van 15:00 tot 16:00 uur in Het Open Boek.