Afbeelding
Foto:

De kant langs

Mooie meiden


Tijdens een interview kun je zomaar op een zijspoor belanden. Zoals in het gesprek met Ben Witte, de conciërge van drie basisscholen die deze week afscheid neemt (zie pagina 9). We hadden afgesproken tijdens de middagpauze en toen we zo ongeveer klaar waren, schoven enkele leerkrachten aan voor de lunch.


De vraag was hoe dat straks verder moet zonder Ben die alle klusjes doet. Er komt geen nieuwe Ben. Er staat wel het één en ander te gebeuren bij de basisscholen, met de komst van het Onderwijscentrum in Den Burg. Allemaal onder één dak. Behalve dan de buitendorpen, die blijven op hun oude stek. Zoals Vliekotter in Oosterend, waar ik met Ben had afgesproken.


Oosterend houdt z’n eigen school en daar zijn ze in het dorp maar wat blij mee. Net zoals de Durpers op Durperhonk, Kogers op de Luberti en in Skil op de Bruinvis. Maar hoe dat daar in Strend verder moet zonder Ben, ze waren er nog niet echt uit. Nou zijn ze er aardig zelfredzaam, dus dat komt vast wel goed. Ze zijn trots op hun school en ik bespeurde aan tafel enig chauvinisme. Een mooi dorp, warme gemeenschap en dat soort zaken. Om de euforie te verhogen deed Ben er met glimmende ogen een schepje bovenop: “In mijn jonge jaren ging ik vaak naar Oosterend. Daar wonen mooie meiden.”


Ik zie de jonge Ben al gaan, op zondagmiddag op zijn motorfiets naar Strend tuffen, indruk maken op de Strender meiden. Hij heeft wel een punt. Ik herinner me hoe ik vroeger met de Stienenpikkers wel eens naar de Gortbuken ging te voetballen. En dat wij als jongens niet alleen oog hadden voor de bal, maar dat onze blikken ook wel afdwaalden naar de meiden aan de zijlijn. Het zou me niet verbazen als die Strenders in Den Hoorn hetzelfde hebben gedaan, want ja: wat je van ver haalt…


In die jaren waren de dorpen wat meer op zichzelf dan nu. Ik kan me voorstellen dat de jongelui uit Strend best sunig waren op hun eigen meiden. Zoals de Stienenpikkers het slecht konden verteren als een buitenstaander avances maakte naar een meisje uit Den Hoorn. Die bijnaam hebben ze niet voor niks. De “indringer” werd op Middeleeuwse wijze getrakteerd op een regen van stenen.


Thijs Pennock, kikvorsman en kort na de Tweede Wereldoorlog gestationeerd op De Mok, vertelde hoe de mariniers op hun wekelijkse stapavondje op weg naar De Koog door Den Hoorn reden. "Hoornders waren niet zo vriendelijk. Ze gooiden zelfs met stenen. Dat kwam doordat we het met de meisjes aanlegden.” Niet dat de stenen veel uithaalden. Van zijn makkers waren er een stuk of negen die op Texel de vrouw ontmoetten met wie ze zouden trouwen.


Andersom gebeurde natuurlijk ook. Gedenkwaardig is de anekdote die Aris van Zeijlen eens vertelde over de legendarisch hotelier Joop Kikkert. Kikkert had net strandhotel Prinses Juliana aan de Badweg gekocht. Het was voorjaar en er moesten bergen werk worden verzet om het hotel klaar te krijgen voor het seizoen. Aris vertelde hoe een bus vol meiden bij het hotel arriveerde. “Uit Friesland, die konden hard werken.” Hij zag hoe Kikkert de meiden die uit de bus stapten als het ware stond te keuren. “Dat is een blijvertje, die niet”, wees hij ze aan. Kikkert haalde veel vrouwen naar Texel. Op de markt kom ik ze nog vaak tegen. Ze zijn aan een Texelse man blijven hangen, getrouwd en gebleven.”


Gerard