Dianne Witvliet, werkzaam bij het Sociaal Team van de gemeente. De combinatie van thuiswerken, moeder zijn en lesgeven aan haar kinderen in de coronatijd gaf de nodige uitdagingen.
Dianne Witvliet, werkzaam bij het Sociaal Team van de gemeente. De combinatie van thuiswerken, moeder zijn en lesgeven aan haar kinderen in de coronatijd gaf de nodige uitdagingen. Foto: Gerard Timmerman

Moeder, schooljuf en thuiswerker

Werkende moeder in coronatijd. Dianne Witvliet: “Moeder, schooljuf en thuiswerker. In welke rol zat ik nu eigenlijk? Best moeilijk. Het ging een stuk beter toen ik de knop had omgezet en besloot dat mijn kinderen het hoofddoel zijn.”

Dianne Witvliet van ’t Horntje werkt als algemeen medewerker bij het Sociaal Team van de gemeente, met de specialisatie WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Tevens moeder van vier kinderen. Twee zonen, een tweeling van twaalf jaar, en twee dochters van negen en zeven jaar. “Ik werk drieëneenhalve dag per week. Tot coronatijd allemaal prima te combineren. Dennis (haar man) staat om zes uur op, zet het ontbijt klaar en ik vul om zeven uur de broodtrommeltjes. De jongens gaan op de fiets naar school, de meiden worden gebracht. Ik haal ze maandag op, dinsdag gaan ze naar de buitenschoolse opvang (bso), woensdag haal ik ze op, donderdag naar de bso en vrijdag ben ik thuis. Dan doe ik onder meer boodschappen. En dan natuurlijk nog de danslessen, vergaderingen, etc. Het paste allemaal perfect.”

Thuiswerken

Het veranderde allemaal op donderdag 12 maart. “Ik kreeg bericht: vanaf vandaag werken we thuis. Ik heb vrijdag nog even de laptop gehaald en wat papieren die ik nodig dacht te hebben uit de kast gegrist. Want zonder begin ik thuis niks. Zondagavond kregen we bericht dat de scholen dicht gingen en de kinderen thuis zouden blijven. Ik dacht, in al mijn naïviteit nog: Ach, een week of drie. Gezellig. Maandag hadden we nog geen schoolboeken. Dus ik zeg tegen de kinderen: Ga maar lekker buitenspelen. Dinsdagmorgen konden we de boekenpakketten ophalen en konden de kinderen thuis aan de slag. De kinderen kregen instructie via Google Classroom. Er was altijd ruimte om vragen te stellen, zowel voor ouders als voor kinderen. Ik moet de docenten (haar kinderen zitten op de Fontein) echt een compliment geven. Ze hebben het zó goed gedaan."

In huize Witvliet was het wel improviseren. “Ik zat te werken aan de eetkamertafel achter mijn laptop en voor de kinderen hadden we een uitschuifbare tuintafel neergezet. De één begon om half zeven ’s morgens aan het huiswerk en was om half negen klaar, anderen begonnen later. Iedereen zat zijn ding te doen. “Mam ik heb een hele moeilijke breuk”, was het dan. Of "hoe kom van drie vierkante cm naar drie vierkante dm?” Nou, zei ik dan, als je zo-en-zo doet, enzovoorts. Ik heb ooit een jaar een lerarenopleiding gedaan, en daar had ik toch wel profijt van.

Tweestrijd

Maar de rol van moeder, schooljuf en thuiswerker vond ik in het begin best moeilijk. In welke rol zat ik nu eigenlijk? Ik merkte dat ik als thuiswerker een stuk minder productief was, doordat ik steeds uit mijn werk werd gehaald. Ik kwam in een soort tweestrijd. Hoe hou ik dit vol?, vroeg ik mezelf af. Toen bedacht ik: het allerbelangrijkste zijn mijn kinderen. Als zij deze periode mentaal maar goed doorkomen. Van de één op de andere dag thuis, geen klasgenootjes en vriendjes dagelijks meer om hen heen, zelfstandig thuiswerken, je moeder om advies vragen, etc. Nadat ik die knop eenmaal had omgezet en had bepaald dat mijn kinderen het hoofddoel waren, ging het een stuk beter.

“Eigenlijk liep het best lekker. De kinderen gingen met mooi weer lekker buitenspelen met vriendjes in de straat. Na de meivakantie gingen ze eerst om de dag naar school, maandag, woensdag en vrijdag. Toen ging het thuiswerken voor mij ook makkelijker. Nu gaan ze weer volledig naar school.”

Dianne hoeft niet om woorden te zoeken, haar tongval vertoont nog sporen van haar Drentse herkomst. “Ik kom oorspronkelijk uit Geestbrug, onder de rook van Hoogeveen. Ik heb aan de Hogere Landbouwschool in Dronten de opleiding Dier en Veehouderij en de differentiatie Voorlichting en Communicatie gevolgd. Nadien heb ik gewerkt bij de rundveeverbeteringsorganisatie CRV, voorheen CR Delta. Ik heb veel gereisd, in Europa, naar Mexico en de Verenigde Staten. Ik heb op internationale beurzen gestaan en ging vaak met buitenlandse verkopers op stap om koeien te laten zien. In de hoop dat zij het sperma van de vader (stier) zouden kopen.

Ik kwam in een soort tweestrijd. Hoe hou ik dit vol?, vroeg ik mezelf af.

Koeien

Voor veel mensen is een koe en koe, voor mij ligt dat iets anders. Ik werk niet meer in de veeteeltsector, maar ga uit interesse nog wel eens naar een keuring. Ik heb zelf vroeger ook koeien door de keuringsring geleid.

In 2006 ben ik met Dennis getrouwd, naar Texel verhuisd en heb mijn baan opgezegd. Mijn vader was boos. “Heb je een goeie baan, zeg je die op!" Op Texel heb ik een week of drie klusjes in huis gedaan. Toen dacht ik: ik wil toch wat gaan doen. Maar niet in horeca of toerisme. Ik heb de Thuiszorg gebeld en kon vrijwel meteen aan de slag als huishoudelijke hulp. Ik was bevriend met een badjuf van het zwembad. Ze zochten nog iemand voor aan de kassa. Zo kwam in contact met de gemeente.

Een poosje later werd ik gebeld dat ik bij de gemeente aan de slag kon, bij de afdeling WMO. Als mensen op wat voor manier dan ook ondersteuning nodig hebben, dan komen ze bij ons terecht. Wij gaan in gesprek en kijken wat er nodig is. Soms kunnen we zelf het probleem oplossen. Bij deze licht ambulante begeleiding gaan we bij de mensen langs, bijvoorbeeld eens in de maand en houden zo de vinger aan de pols. Bijvoorbeeld als ze met administratief of ander probleem worstelen. Een klein duwtje kan net het verschil maken.

Maar als er problemen spelen die wij zelf niet kunnen oplossen, dan schakelen we instanties in die begeleiding kunnen bieden bij specifieke problematiek. Denk aan Omring, ’s Heeren Loo, Novalishoeve, Esdégé-Reigersdaal of andere organisaties. Bij het Sociaal Team komen ook mensen die een rolstoel, scootmobiel, hulp in de huishouding, woningaanpassing of andere voorziening nodig hebben.

Om te bepalen wat er precies nodig is, waar we ze naartoe verwijzen, maar ook om te kijken of het onder de eigen verantwoordelijkheid van de mensen valt, gaan we in gesprek met de mensen. Want sommige voorzieningen, zoals een aangepast toilet of een traplift, moeten mensen uit het eigen spaargeld betalen, mits ze dat hebben natuurlijk. Dat kunnen soms best lastige gesprekken zijn, bijvoorbeeld als ze een andere bestemming voor hun spaargeld hebben. Maar we moeten ze wel voeren. Het liefst ga ik thuis bij de mensen langs, zodat ik ook kan zien hoe ze reageren. Gezichten spreken boekdelen.”

Maar in coronatijd zijn zulke bezoeken aan huis er niet bij. “Ik doe veel per telefoon. Dat is super intensief. Als ik tegenover iemand zit, dan zie ik of hij of zij het snapt of niet. Aan de telefoon moet ik heel erg op de intonatie van de stem letten. Of iemand teruggetrokken raakt of niet.”

Dianne staat er gelukkig niet alleen voor. “We hebben een heel goed team. We doen de WMO met vijf mensen en overleggen onze casussen regelmatig. Ook met betrekking tot corona. Doe ik het goed? Anderzijds: er zijn bij het Sociaal Team op 1 april drie nieuwe collega’s begonnen, van wie ik er twee nog niet heb gezien.”

Inmiddels zijn de tijden weer wat aan het veranderen. “Sinds kort werk ik weer één dag op kantoor. Ik keek daar heel erg naar uit. Het was fijn om mijn collega's weer te zien.”

Minder aanvragen

“In het begin viel de drukte bij de WMO mee. Veel minder nieuwe aanvragen, bijvoorbeeld voor huishoudelijk hulp. Begrijpelijk, mensen wilden geen vreemden in huis en konden bijvoorbeeld ook niet naar een zorginstelling verhuizen. Inmiddels is het aantal aanvragen wel genormaliseerd. Er wordt bijvoorbeeld weer vaker geopereerd, waardoor mensen tijdens hun herstel vaker huishoudelijke zorg nodig hebben.”

“Wat ik nog wel eens merk is dat mensen die, door ouderdom of andere problemen, zorg of hulp nodig hebben, soms te lang wachten om hulp te vragen. Uit trots of schaamte. Dat kan soms erg lang doorgaan. Niet iedereen kan terugvallen op mantelzorg. Bijvoorbeeld doordat kinderen aan de overkant wonen.”

Korte lijnen

“Dorpswerkers van Texels Welzijn zijn voor ons bijvoorbeeld een belangrijke bron van informatie over hoe het met mensen gaat. Maar bijvoorbeeld ook de vrijwilligers van Tafeltje Dekje zien en horen veel. Hun signalen komen via Texels Welzijn bij ons terecht. We hebben ook supercontact met de Thuiszorg, Ergotherapie, Woontij en noem maar op. Als iemand hulp nodig heeft, is één telefoontje genoeg. De volgende dag gaat er dan iemand langs. Wel altijd met medeweten van de persoon in kwestie. We praten niet óver, maar mét mensen. Ik zit wel eens op cursussen aan de overkant. Als ik dat vertel, dan vallen hun monden open van verbazing. Elders kan het soms wel weken duren of zelfs maanden duren. Gelukkig hebben wij op Texel korte lijnen. En, ook heel belangrijk: Je moet vertrouwen hebben in elkaar.”


Gerard Timmerman

Dianne Witvliet: