mr Natalie schrijft...
Veehouder en nietig beding
Een bericht van de advocaat van de wadden met vandaag een uitspraak over een kettingbeding dat was opgenomen bij de verkoop van een naastgelegen perceel met woonhuis en de regels van het Nederlands rechtssysteem. Met een pittige uitslag voor deze veehouder. Lees je mee?
Het Nederlandse rechtssysteem gaat in een grote mate uit van contractvrijheid. Slechts op bepaalde gebieden - zoals het arbeidsrecht en het consumentenrecht - zijn wettelijke beperkingen of voorwaarden vastgelegd. Bij andere overeenkomsten wordt de minimale eis van het toelaatbare bepaald door artikel 3:40 waarin is vastgelegd dat een rechtshandeling nietig is als deze in strijd is met de goede zede of de openbare orde. In deze rechtszaak had een eigenaar van een veehouderij in 1993 een naastgelegen perceel met woonhuis verkocht. En in de leveringsakte bij de notaris was opgenomen: “Koper verklaart bij deze nooit enigerlei bezwaren van welke aard dan ook in het kader van geldende milieuwetgeving alsook op planologisch gebied bij welke overheidsinstantie dan ook te zullen indienen voor wat betreft de agrarische bedrijven [van verkoper.]”
Dit beding wordt in de juridische wereld een kettingbeding genoemd: een bepaling in een overeenkomst (meestal een koopovereenkomst) die steeds opnieuw aan de nieuwe koper moet worden doorgegeven. In dit kettingbeding wordt het recht op rechtsbescherming behoorlijk, of beter gezegd volledig, ingeperkt. De vraag die in deze rechtszaak aan de rechter werd voorgelegd, is of dit kettingbeding wel in overeenstemming is met de Nederlandse wet. Daarnaast is opgenomen dat bij overtreding hiervan een boete van telkens f5000,-. En tot slot is in de leveringsakte opgenomen dat dit kettingbeding telkens moet worden doorgelegd aan elke nieuwe eigenaar van het woonhuis. In 2014 en 2015 wil de eigenaar van het woonhuis bezwaar maken tegen de overlast en uitbreiding door de veehouder. Omdat de veehouder meteen dreigt met het opleggen van boetes, trekt de eigenaar zijn bezwaren in. Wel start hij een rechtszaak met het idee om de rechter te laten oordelen of dit kettingbeding toelaatbaar is of niet.
In hoger beroep staat de vraag centraal of de inbreuk die het kettingbeding maakt op het fundamentele recht op rechtsbescherming toelaatbaar is of niet. Dit hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. In deze zaak wijst het hof erop dat het kettingbeding niet alleen de koper en de verkoper die het beding oorspronkelijk zijn aangegaan raakt, maar ook al hun rechtsopvolgers. Het beding raakt alle bezwaren van welke aard dan ook bij elke overheidsinstantie. De toegang tot bezwaar- en beroepsprocedures is hiermee voor de eigenaar van het woonhuis dus volledig ontnomen. Deze vrijwel onbegrensde werking geldt ook in de tijd; het beding geldt tot in de eeuwigheid. Het hof bevestigt tot slot de uitspraak van de rechtbank, namelijk dat het beding een ontoelaatbare inbreuk maakt op het recht op rechtsbescherming. De nietigverklaring blijft in stand. En deze uitspraak maakt gelukkig inzichtelijk dat er echt grenzen zijn aan wat toelaatbaar is.
Aloha,
mr. Natalie Sylvette Bakker