Afbeelding
Foto:

De kant langs Loon naar werken


“Klaar met werk?”, vroeg ik een passerende Texelaar in de namiddag. Hij dacht na. “Ach, je weet hoe het is met werk, het is nooit klaar.” Misschien is dat maar goed ook. We weten nu hoe het voelt als werk wél klaar is. Als je restaurant, strandpaviljoen, sportschool, café, kapperszaak, schoonheidssalon, fitness-, catering- of ander bedrijf plotsklaps dicht moet. Dan is het werk af, maar niet op de manier zoals we willen.

Met de versoepeling van de maatregelen komen de toeristen weer en keert ook het werk terug. En daarmee de inkomsten. Maar krijgen we daarmee ook loon naar werken? Anders gezegd: krijgen we wat we verdienen? Daar kun je een flinke boom over opzetten.

Toen ik bij de krant begon, als freelancer voor weekendkrant TC3, kreeg ik per woord betaald. Lange verhalen heb ik toen leren schrijven. Ik maakte er geen probleem van. Ik was het van huis uit gewend. Bollenpellers werden vroeger per kist betaald. Vier afwasteilen met een kop erop, dan was de kist vol. Mijn moeder, die er op toezag dat ook de hoekjes werden gevuld, noteerde elke dag het aantal kisten en aan het eind van de week betaalde ze de jeugd uit.

Je had er altijd van die klieren tussen, vaak wat minder vaardige pellers, die probeerden te smokkelen. Die donkere hoekjes stiekem vulden met bollenvellen. Maar o wee als mijn moeder dat ontdekte, dan kregen ze er van langs. Ook pellers die wél hun kisten goed vulden, konden zich hevig aan deze "valsspelers" ergeren. “Onrecht” dat een enkeling nog steeds hoog zit.

Dat merkte ik op een verjaardag (voor wie van ná corona is: vroeger had je feestjes met een kamer vol familie en vrienden, waar heel wat werd afgekletst en geroddeld). Cor Veeger, destijds bollenteler aan de Grensweg, had daar tot tevredenheid van een oud-peller wat op gevonden: elke kist werd gewogen en mocht pas op de stapel als ie aan het gewicht was.

Vóór de uitvinding van de aardappelrooimachine werden tientallen, zo niet honderden mannen ingezet om piepers handmatig te oogsten. De aardappels stonden op lange regels, het werkvolk werd per meter betaald. Hoe meer meters, hoe meer centen. Freek Halsema, van de kwekerij waar ik destijds stage liep, vertelde me ooit hoe een landarbeider een heel creatieve methode had om zichzelf te motiveren zoveel mogelijk meters op een dag te rooien.

De man dronk graag, zelfs héél graag een borreltje. ’s Morgens, als hij nog fris en sterk was, gooide hij een volle kruik jenever zo ver mogelijk voor zich uit. Om zich vervolgens al kruipend en wroetend zo snel mogelijk naar de kruik toe te werken. Ter plekke, zo had hij met zichzelf afgesproken, gunde hij zichzelf een slok jenever. Zo ging dat de hele dag door.

Naarmate de dag verstreek, herhaalde dat tafereel zich talloze keren. En raakte de fles leger, steeg de alcoholspiegel in het bloed en verdwenen de krachten. De kruik landde steeds dichterbij, de prestatie daalde navenant. Totdat de jenever op was en de werker naar huis waggelde. De volgende morgen ging het van voor af aan. Zo rooide hij elke dag een indrukwekkend aantal meters en naar verluidt had hij veel plezier in zijn werk.

Alcohol op de werkvloer is al lang uit den boze en machines hebben de prestatiewerkers van de akkers verdrongen. Tijden veranderen, maar het werk… Ach, je weet hoe het is met werk, het is nooit klaar.

Gerard