Afbeelding
Foto:

De kant langs

Mobieltje kwijt


Wat moeten we beginnen zonder mobiele telefoon? We bellen, appen, mailen, fotograferen, plannen, schrijven, rekenen, kopen en betalen er mee. Dat is nog maar een greep uit al die dingen die we met dat de zaktelefoon doen. Wat doen we er niet mee?, kun je beter zeggen. Door corona is het gebruik nog intensiever geworden. Een persoonlijk assistent, helpdesk en kantoor in zakformaat, altijd bij de hand.


Mits je niet je schermcode vergeet (intelligente lockdown) of, zoals ik, dat ding verliest. Het gebeurde zondag, tijdens een ritje op de crossfiets. Ik had hem in de zak achter op mijn wielertrui gestopt. Altijd makkelijk om bij de hand te hebben in geval van materiaalpech of een andere calamiteit. Of om onderweg een foto te maken. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik stop voor wat bijzonders of nieuwswaardig.


In dit contactloze tijdperk ook een veilig betaalmiddel. Want een bakkie onderweg gaat er wel in. Nou is er niet veel open, maar tot mijn vreugde de kiosk op het Jan Ayeslag wel. Een welkome verversing voor het vervolgritje dat ik over het strand in gedachten had. Te combineren met de foto die ik in de kiosk wilde nemen voor de rubriek “Veerkracht in coronatijd”.


Toen ik mijn mobieltje uit mijn trui wilde pakken, greep ik mis. Hoe kan dat nou?, ik had hem er toch echt in gestopt. Hulp is op Texel nooit ver weg. Brigitte Hollands kwam net aanlopen en bood spontaan haar mobieltje aan voor de foto van de kiosk. Kees Dekkers zorgde voor koffie, op Texel is hulp nooit ver.


Een lekker bakkie, maar het verdwenen mobieltje zat me niet lekker. Ik moest hem onderweg verloren zijn. Een gevoel van incompleetheid bekroop me. Versterkt doordat ik met mijn telefoon ook rijbewijs, ID-kaart, betaalpas, etc. kwijt was. Ik besloot precies dezelfde route terug te fietsen, in de hoop dat ik hem terug zou vinden.


Maar waar ik onderweg ook keek, nergens mijn telefoon. Ook Maarten Koorn (Czn), die met een bosmaaier op het Waalenburgerdijkje bezig was om het 100-km MTB-pad te fatsoeneren, had hem niet gezien. Net als Marijke Stark en Cees Timmer, die ik op de Hel van Waalenburg tegenkwam. Het laatste sprankje hoop verdween thuis. Ook daar had ik hem niet laten liggen.


In de hoop dat iemand hem had gevonden, draaide thuis met het vaste toestel het nummer van mijn mobiel. Helaas, er werd niet opgenomen. Tien minuten later nog maar eens geprobeerd. En warempel, na een keer of vier overgaan zei een stem: “Ik vind een telefoon!” De stem bleek van Sanne te zijn. Het gerinkel tussen de struiken had haar aandacht getrokken. Maar het was niet wat ze zocht. Zij was namelijk ook iets kwijt: haar dochtertje Berit. In de omgeving van het Sommeltjespad was ze op zoek naar het meisje.


Ik bespeurde een lichte paniek in haar stem en beloofde ter plekke meteen op zoek te gaan naar haar dochertje. Dat bleek niet nodig. Toen ik op de Pelikaanweg arriveerde, zag ik een gezin staan, zwaaiend met mijn telefoon. Dat moest Sanne zijn, met haar man. Berit bleek inmiddels terecht en zat nog wat bleekjes om de neus op de achterbank. “Heel bijzonder zo snel als hier een zoekactie op gang komt”, prees ze de spontane hulp van omstanders. Ik hoefde me niet meer voor te stellen. Hans Bergamin van de Zilvermeeuw, die geholpen had bij de zoekactie, had het gezin uit Amsterdam al bijgepraat. Eind goed, al goed.


"Heb je weer wat voor een column", appte Marijke. Zo is het.


Gerard