Trijntje Troost-Lap in haar tuin. Van de Texelaars die in leven zijn werd zij na de bevrijding van Texel als eerste geboren. Morgen wordt ze 75 jaar.
Trijntje Troost-Lap in haar tuin. Van de Texelaars die in leven zijn werd zij na de bevrijding van Texel als eerste geboren. Morgen wordt ze 75 jaar. Foto: Gerard Timmerman

21 mei 1945: Een blijde gebeurtenis

Die dag brak de zon door voor Klaas Lap en Antje Koopman uit de Hemmer, die het daarvoor niet makkelijk hadden gehad. Trijntje: “Ze bestierden een kleine boerderij. In november 1944 raakte mijn vader naar Assen om daar dwangarbeid voor de Duitsers te verrichten. Mijn moeder, die zwanger was van mij, en mijn zus Reinoutje (geboren op 1 oktober 1943) konden niet in het huisje blijven en verhuisden naar mijn schoonvader in de Kerkstraat, waar nu de Hoeksteen is. Ze kregen daar een onderduiker in de kost, die zijn schuilplaats moest opgeven voor een rus. Op 14 maart 1945 is mijn vader teruggekomen. Op 7 mei overleed Reinoutje aan longontsteking. Er bleef daarna continu iemand bij mijn moeder, ook omdat ze op punt van bevallen stond.”

“Texel was nog niet bevrijd, de Russenoorlog was nog gaande, er gebeurde veel in die tijd.” Op eerste pinksterdag 20 mei, toen Texel werd bevrijd, schreef haar vader in zijn dagboek: “Zuidoosten wind. Vanavond zwaar onweer met regen. Vanmorgen met de tilbury (rijtuig) en paard naar de kerk. Met voorganger dominee Visser. Vanavond naar Hopman (de buren).” Op tweede pinksterdag meldt Lap de terugkeer van ongeveer 50 Texelaars uit Assen. “Allemaal behouden teruggekomen.” Twee weken na het overlijden van Reinoutje en daags na de bevrijding, werd dochter Trijntje geboren. Van de Texelaars die nog in leven zijn is Trijntje als eerste geboren na de bevrijding van het eiland. Morgen wordt ze 75 jaar.

Uiteindelijk zouden Klaas en Antje tien kinderen krijgen, waarvan er acht in leven zijn gebleven. “We woonden met een groot gezin in een klein huis. Vader molk wat koeien en had akkerbouw. Ik herinner me het landschap van vóór de ruilverkaveling. Een bloemenzee en de vogels staan nog op mijn netvlies. Tuinwallen waren zalig. Als je daar achter zat, werd je niet gezien en kreeg je geen werkopdrachten. Er was altijd werk op de boerderij. Mijn vader begreep niet dat mensen zomaar op vakantie gingen. Er was zóveel te doen. Als gezin zijn we nooit op vakantie geweest. Mijn ouders spraken nooit over de oorlog en hun verdriet. Het was niet de tijd dat gevoelens werden uitgesproken.”

“Moeder werd herhaaldelijk zwanger. Ze hield erg van schoon en zorgde dat we er netjes uitzagen. Als kinderen hielpen we thuis met van alles en nog wat. Ook mijn vader. Er was zat te doen, ik molk ook de koeien. Met de hand. Voor dag en dauw het bed uit. Mijn vader had een stuk of acht koeien, ik molk er vier in het uur. Ik heb daardoor ook gezien hoe mooi de natuur ’s morgens vroeg is.”

Als oudste van het stel had Trijntje een passende rol. “Mijn ouders dachten nogal traditioneel en ik was niet zo dwars.” Traditioneel was bijvoorbeeld dat alleen de vier meiden in het gezin hielpen in het huishouden, de vier jongens moesten daar wegblijven. “Toen mijn jongste broer Piet eens iets in de keuken wilde doen, gaf mijn moeder hem een tik op de vingers. Vader vond dat de meiden een rijke boerenzoon moesten trouwen.”

Maar het liep anders. “Ik trouwde met Henk (Troost), die ambtenaar was bij Rijkswaterstaat en mijn zus trouwde een bioloog, dus helemaal verkeerd. Dat kennis in je hoofd kon zitten, dat zag mijn vader niet.”

Die dag brak de zon door bij de familie Lap uit de Hemmer

Trijntje zat vanaf haar twaalfde op de huishoudschool. "Daarna heb ik een jaar thuis geholpen. Wat voor toekomst mijn ouders met me voor hadden, wist ik niet. Daar werd niet over gesproken. Toen kwam dominee Wolfersberger in Den Hoorn wonen. Zijn vrouw was arts. Zij heeft er bij mijn vader herhaaldelijk voor gepleit om de meiden een vak te laten leren, zodat we zelfstandig werden. Uiteindelijk mocht ik naar het Diaconessehuis in Haarlem.” Op haar achttiende begon ze aan een interne opleiding tot verpleegkundige A. “Na vier jaar haalde ik mijn diploma. Daarna heb ik in het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag mijn kinderaantekening gehaald.”

“En toen kwam Henk. Het hing al een tijdje in de lucht, tijdens het Hoornderfeest ging het aan. Toen ben ik teruggekeerd naar het eiland. We kwamen te wonen in het huisje van de boerderij waar ik ben geboren. Daar zat ik dan. Maar hoe moest ik mijn leven inrichten? Als getrouwde vrouw was werken niet aan de orde. Ik hield wel de vrijheid om te kramen. Ik was een keer mee geweest met hospitaalschip de Henri Dunant, met kinderen.” Via dokter Renout belandde ze in 1977 als verpleegkundige op de ziekenauto. Later volgde ze de theorieopleiding voor Intensive Care en Coronary Care. “Achteraf een cruciaal moment, je moest met de defibrillator op de ambulance om kunnen gaan.” Op de ambulance maakte ze van alles mee, van verkeersslachtoffers tot psychiatrische patiënten. De rolverdeling tussen chauffeur en verpleegkundige zorgde wel eens voor wrijving. “In de auto had de verpleegkundige het voor het zeggen, maar de chauffeurs dachten daar wel eens anders over.” Bij elkaar zat ze 25 jaar op de ziekenauto.

Ze kreeg drie zonen en combineerde moederschap met werk. “Dat kon omdat Henk hielp in het huishouden. Uit praktische overweging zijn we van de Hemmer naar Den Burg verhuisd. Maar we bleven buitenmensen, zitten geregeld op het water en zetten ons in voor behoud van loodsbotter Texelstroom. We fietsen veel. In deze coronatijd is het luchtruim voor de vogels, een feest om dan de leeuwerik te horen.”

Gerard Timmerman

Afbeelding
Afbeelding