Afbeelding
Foto:

De kant langs

Bulletje

Texelaars vergaderen wat af met elkaar. Zo hielden de producenten van Texels rundvlees, die hun krachten hebben gebundeld in de Vereniging van Texelse zoogkoeienhouders, vrijdag op hoeve Plassendaal hun jaarvergadering. Een bloemlezing uit het praatje dat ik daar na de pauze mocht houden.

Bulletje en Bonestaak. Zo heetten onze twee kalfjes. Mijn vader had dit idee opgedaan op een jarigheid. Daar kwam ook veehouder Jan van Benthum. Die had net als mijn ouders een flink gezin. Om al die monden te voeden was mijn moeder kind aan huis bij de slager. Zeven opgroeiende kinderen vraten de oren van je kop. Door zelf een kalfje nemen, zouden we op de huishoudkosten kunnen besparen. Je moest zo'n beestje alleen even zien groot te brengen. Daarna naar de slager ermee en met al dat vlees kon je wel een jaartje voorruit. Ik herinner me twee kalfjes. Ze zouden eerst bij ons komen en als ze een bepaalde grootte hadden bereikt, zou Van Benthum ze afmesten, waarna ze naar de slager gingen. Zo werd er in onze bollenschuur een hok getimmerd, wat stro erin en klaar.

Reikhalzend was uitgekeken naar de komst van de kalfjes, gedoopt in Bulletje en Bonestaak. Als kinderen kregen we een emmer vol pap in onze handen geduwd en werden daarmee naar de kalfjes gestuurd. We mochten pas terugkomen als ze de emmers leeg hadden gedronken. Veel geduld hadden we niet, als de ene zijn emmer niet snel genoeg leeg dronk, ging het restant uit die emmer naar het andere kalfje dat gulziger was. Zo groeide het ene kalfje wat sneller dan het andere. Het houden van vee bleek voor een bollenboer minder eenvoudig dan gedacht. Het leepste kalfje wist te ontsnappen. Zo holden we er op zondag met het hele gezin achteraan om het beest uit de tulpen te drijven.

Ondanks hun kwajongensstreken raakten we gesteld op Bulletje en Bonestaak. Het was dus best schrikken toen we op een dag van school thuis kwamen en ontdekten dat het hok leeg was. De kalveren, inmiddels flink uit de kluiten gewassen bulletjes, waren verhuisd naar de stal van Van Benthum. Na lang zeuren hadden we pa maanden later zover dat hij ons meenam in onze stoere Daf en we naar de stal op de kruising Slufterweg-Postweg tuften.

Wat ik daar zag ging mijn voorstellingsvermogen ver te boven. Onze aaibare Bulletje en Bonestaak waren onherkenbaar veranderd in robuuste kolossen, zó groot dat ze diep ontzag inboezemden. Dat was het laatste keer dat ik ze in levende lijve heb gezien.

Het volgende wat ik me herinner is dat er thuis een grote wastobbe stond. Vol met vlees, saucijzen, gehakt en wat al niet meer. Het gezin mocht helpen om het vlees in plastic zakjes te doen voor in de diepvries. We hebben ik weet niet hoe lang van dat vlees zitten schransen.

Onze Bulletje en Bonestaak waren zwartbont. De zoogkoeien van tegenwoordig zien er heel anders uit. Een bonte schakering van speciale vleesrassen, zoals Galloway, Schotse Hooglander, Lakenvelder, Piemontese, Limousin, Charolais, Belgische Blauwe en Blonde d'Aquitaine.

Over vlees is tegenwoordig heel wat te doen. Maar wie moet je geloven? De media, Facebook? Mjin vader vertrouwde op het advies van een bevriende koeienboer. Pa had het volgens mij nog niet zo verkeerd bekeken. Als ik aan dat heerlijke draadjesvlees terugdenk, loopt het water me nog steeds in de mond.

Gerard@texelsecourant.nl